Mircea Cărtărescu – Solenoïde

Voer voor geduldige lezers

Hoe lees je mooie, dikke boeken.

Ik hou van dikke boeken, zeker wanneer ze een opbouwend verhaal hebben. Ik merk echter dat boeken met een verhaal zonder noemenswaardige spanningsboog mijn concentratie snel naar beneden halen, waarna ik afhaak met lezen, hoe boeiend ze ook zijn. Zo zijn er twee boeken, die ik telkens weer even opensla om verder te lezen.

Het begon met Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl van Uwe Johnson, een enorme pil die elke dag beschrijft van het leven van een Duitse, jonge vrouw in New York tussen augustus 1967 en augustus 1968. Regelmatig gelardeerd met nieuwsartikelen uit de New York Times, evenals haar verleden in een fictief stadje in Mecklenburg in het noorden van Duitsland, voor, tijdens en na de Twee Wereldoorlog. Ze leeft met haar vroegwijze dochter Marie en heeft een rijke suikeroom die het tweetal regelmatig mee uitneemt. Ze werkt op een bank in een van de talrijke hoge gebouwen die er in Manhattan staan en woont in een bescheiden appartement aan de Riverside Drive in Manhattan. Het is een fascinerend geschreven verhaal, waarin we de Duitse geschiedenis induiken aan de hand van het familieverhaal van Gesine, over haar vader en grootouders. Het verleden wordt verteld opdat Marie er iets uit leert, niet alleen over haar familie, maar ook over de wereld. Marie onderbreekt ook regelmatig het vertellen om vragen te stellen.

Wanneer we niet terug in de geschiedenis gaan, speelt het boek in het Amerika van de jaren ‘60: de bloedige Vietnamoorlog, maar ook de criminaliteit in New York, een interview met de dochter van Stalin en andere interessante nieuwsartikelen markeren die tijd. Gesine zelf werkt zich omhoog op haar werk als vertaalster en samen met Marie becommentariëren ze de wereld om hen heen.

Eens in de zoveel tijd is het prettig om het lezen over het leven van Gesine Cresspahl weer op te pakken. Gewoon om je weer te wentelen in de tijdsgeest van de New Yorkse jaren 60 en die van het naoorlogse Duitsland. Net of je even bij Gesine op de koffie gaat om bij te praten. Het boek van 1700 pagina’s, oorspronkelijk gepubliceerd in vier delen, heeft immers geen haast. Uwe Johnson werkte vijftien jaar aan dit magnum opus.

Het tweede boek dat op mijn lijst van ‘jammergenoeg niet uitgelezen’ boeken kwam is Solenoïde van de Roemeense schrijver Mircea Cărtărescu. Dit dikke boek bevat poëzie, surrealisme, magisch realisme, vuurwerk, spookhuizen, beschrijvingen van Boekarest en nog heel wat meer.

Aan het woord is een leraar die er de filosofische wereld en literaire geschiedenis bij haalt, leert leviteren in zijn nieuwe huis waar speciale krachten blijken te zijn, verandert in een mijt, verhaalt over zijn jeugd, en over amoureuze ontwikkelingen en nog heel veel meer. Als lezer wordt je meegetrokken in een spervuur van woorden, die zo perfect, verrassend, krachtig en of mooi aan elkaar zijn geregen, dat het lezen van één pagina gelijk staat aan het lezen van een kleine novelle en die je bovendien uitgeput achterlaat. Maar wel tevreden, want deze schrijver is een bizarre verteller en woordkunstenaar die verleidt en onderhoudt, tovert en ombuigt, fantaseert en huilt. Een soort Kafka in het kwadraat. Een nog vreemdere en boeiender wereld kom je zelden tegen. Ondanks dat er best een donkere nevel over het verhaal hangt. Dat kan ook de somberte van het socialistische Boekarest zijn met zijn beroete straten, armoedige leven en vervallen huizen.

Je zou kunnen zeggen dat dit ‘Een stuk uit het dagboek van een schrijver in Boekarest’ is. Maar bij hem ga ik niet regelmatig op de koffie om te kijken hoe hij het maakt. Dit boek neem je ter hand als een dichtbundel, om er wat uit te lezen. Telkens weer wat meer pagina’s lezend over de wonderlijke wereld van Mircea Cărtărescu. Totdat het weer tijd wordt voor een echt verhaal in wat rustiger woorden.

En dan is er een derde boek aan de lijst toe te voegen. Weer over een leraar. Het tellen van de dagen van de Spaanse schrijver Fernando Aramburu, die enkele jaren geleden zo hoog scoorde met zijn prachtige Vaderland. Het nieuwe boek zou als ondertitel kunnen hebben: ‘Dagboek van het laatste jaar van Toni.’ Want de verteller Toni besluit om na één jaar zelfmoord te plegen en in zijn resterende tijd een dagboek bij te houden waarin hij onbevangen over zijn voorbije leven mijmert. Hij heeft het gehad met de wereld, met zijn ex-vrouw Amalia, zijn ondankbare zoontje Nikita, zijn gehate broer Raulito, zijn werk als leraar. Waarna hij in ogenschijnlijk onwillekeurige volgorde herinneringen begint op te halen over zijn mislukte huwelijk, zijn vriendschap met Kunstpoot, zijn gehate broertje en zijn ouders, inmiddels overleden.

Je hebt soms van die mopperpotten die hierdoor heel vermakelijk worden. Maar Toni, hoe ontevreden hij ook is over zijn leven, laat die heerlijke eigenschap van enorme mopperkont niet schitteren tot grote hoogte. De korte hoofdstukken maken dat je het idee hebt dat het lezen opschiet, maar inhoudelijk is het een mager verhaal met herhalingen, of dingen die op elkaar lijken. De verhalen onderling hebben niet altijd een band, waardoor het boek verzandt in een soort verzameling van korte verhaaltjes over het verleden van Toni, die in eerste instantie niet al te sympathiek overkomt.

Ook al heeft Aramburu een aanstekelijke stijl van schrijven, ik begin me – in tegenstelling tot zijn vorige boek, waarin veel vaart zat – na het lezen van enkele pagina’s een beetje te vervelen en kijk ik of ik niet een spannender boek heb liggen. Toch kan ik het niet laten om af en toe ook in deze roman verder te lezen. Het is namelijk niet slecht, het heeft bij vlagen humor en een enkele originele noot. Bovendien wil ik toch wel weten hoe het met Toni afloopt, omdat je uiteindelijk toch wel iets aan hem gehecht raakt. Maar Toni’s laatste jaar lijkt zo langzaam als Gesine’s jaar te verlopen, een beetje te langzaam voor Toni, wiens moppertoon en onderwerpen maar niet lijken te veranderen en je eerder in slaap sussen dan vrolijk maken.

Mircea Cărtărescu – Solenoïde (Solenoid, vert. Jan Willem Bos), De Bezige Bij 2022

Leestips
Nog meer literair vuurwerk:
Peter Verhelst – Tongkat
Dikke pillen die ik wel in één zucht heb uitgelezen:
Vikram Seth – De geschikte jongen
Nathan Hill – De nix
Nino Haratischwili – Het achtste leven
Johan Harstad – Max, Mischa & het Tet-offensief
Roberto Bolano – 2666
Gregory David Roberts – Shantaram
Jonathan Littell – De welwillenden
Vikram Chandra – Godenspelen
Albert Vigoleis Thelen – Eiland van het tweede gezicht
Almudena Grandes – Het ijzig hart
Eleanor Catton – Al wat schittert
Julia Navarro – Schiet maar, ik ben toch al dood
Hanya Yanagihara – Een klein leven
John Griesemer – Signaal en ruis
James Marlon – een beknopte geschiedenis van zeven moorden