Attila Bartis – Rust

Zwart maar mooi

Hongaarse roman over een vreemde zoon en een tirannieke moeder.

Rust is een factor die in dit verhaal totaal ontbreekt: Andor Weér, de hoofdpersoon en verteller van het verhaal kent juist géén rust. Hij woont bij zijn moeder Rebeka Weér, die afhankelijk is van hem omdat ze al vijftien jaar het huis nooit meer uit komt. Andor is altijd even opgelucht wanneer hij de voordeur achter zich dichtslaat en hij het benauwde appartement verlaat, dat vol met zijn moeders rekwisieten uit een glorieuze theatertijd staat. Maar ondanks dat hij afgeeft op zowel zijn moeder als het stoffige appartement, wordt hij onrustig wanneer hij langer dan een dag van huis is.

Het verhaal begint op de begrafenis van Rebeka Weér. In Andors monoloog dalen we de krochten in van zijn leven, dat allesbehalve vrolijk was. Zijn vader kent hij niet. Zijn tweelingzus Judit ging er op haar zestiende vandoor met haar viool. Ze ontvluchtte haar tirannieke moeder en het communistische bewind en bouwde elders aan haar carrière. Elke maand stuurde ze een som geld naar huis, maar een brief kwam er nooit. En ondanks dat Rebeka haar dochter allang had begraven, adresseerde Andor kaarten uit alle hoeken van de wereld aan zijn moeder, ondertekend met Judit. De antwoorden die Rebeka schreef, belandden in een la van zijn bureau.

Andor ontmoette op een avond op de Brug der Vrijheid Eszter. Het is liefde op het eerste gezicht, maar de relatie is onstuimig en heftig. Eigenlijk zou je kunnen stellen dat hij met Eszter dezelfde verhouding heeft als met zijn moeder: een mengelmoes van haat en liefde. En wanneer hij dan ook nog eens feiten ontdekt rond zijn ouders en zijn zus, roept dat nog meer agressie op.

Je begint je dan ook af te vragen of Andor überhaupt kan liefhebben. Zijn pessimistische kijk op de wereld, zijn gewelddadige seksuele relatie met zijn uitgeefster, zijn haatdragende verhalen over zijn moeder, zijn kille kijk op de relatie met Eszter, zijn onvermogen om met zijn lezerspubliek om te gaan, maken hem nou niet bepaald geliefd bij de lezer. En toch weet hij een plekje in het lezershart te veroveren.

Rust is een inktzwarte roman, niet alleen door de opmerkelijke Andor, maar vooral ook door zijn negatieve kijk op alles wat hem omringt. Al de beschrijvingen van zijn omgeving zijn zwartgallig: nooit is er een positieve noot te horen over een medemens, een landschap of een treinreis.

Andor Weér is een kind van zijn tijd, de donkergrijze tijd waarin de communisten zich van dezelfde terreur als zijn moeder bedienden. Grootgebracht in deze context is het dan ook niet verwonderlijk hoe verknipt Andor is geworden. Terwijl de communisten Boedapest allang hebben verlaten, blijft Andor thuis echter nog steeds met een ijzeren regime zitten: dat van zijn moeder, die hem maar blijft vragen: “Waarbenjegeweestjongen?”. Meerdere malen denkt hij erover om zich van zijn tirannieke moeder te ontdoen. Maar hij is een zoon die keurig de boodschappen doet, altijd eten in de ijskast achterlaat voor zijn moeder en de voordeur stevig afsluit wanneer hij het huis verlaat.

Hoe donker de roman dan ook is, de van oorsprong Roemeense Attila Bartis, die sinds 1984 in Boedapest woont, heeft met dit boek een meesterwerkje geschreven: het verhaal is zo zwart dat het bijna een satire is. Dankzij zijn onderhoudende schrijven (en de goede vertaling) levert het boek behoorlijk wat leesplezier op.

Andor is geen lieverdje, maar hij heeft uiteindelijk wel een hart dat klopt voor zijn medemens.

Attila Bartis – Rust (A nyugalom, vert. Cora-Lisa Sütö), Meulenhoff 2011

Leestips
Nog een donkere roman uit Hongarije:
Lázsló Krasnahorkai – Satanstango
László Krasznahorkai – De melancholie van het verzet
Nog een roman vol donkerheid en regen:
Ismail Kadare – De generaal van het dode leger
Het donkere leven onder communistische regimes:
Bianca Bellová – Het meer
Nino Haratischwili – Het schaarse licht
Ludvík Vaculík – Cavia’s op proef
Catalin Dorian Florescu – Zaira
Lea Ypi – Vrij. Opgroeien aan het eind van de geschiedenis
Ismail Kadare – Een breuk in april
Ismail Kadare – De generaal van het dode leger