Arthur Phillips – De egyptoloog

Begeerte en bedrog in het oude Egypte

Amerikaanse roman over de zoektocht naar een verdwenen farao.

Ik ben ooit in Egypte geweest, wat heel veel indruk op me maakte. Het mooist was de Vallei der Koningen nabij Deir el-Bahari, een bergachtig landschap waar in spleten en rotsen de ingangen waren naar de gevonden koningsgraven zoals dat van Toetanchamon. Dit laatste graf was helemaal leeggeruimd, andere graven vertoonden prachtige wandschilderingen en soms nog een sarcofaag.

Ik ben geen Egyptoloog, maar toen ik indertijd de reisgids las kreeg ik de kriebels om te niet gaan graven in het zand tussen die bergen. De geschiedenis van het vroege Egypte heeft nog zoveel hiaten, dat je makkelijk het idee kunt opvatten dat je nog een nieuw graf van een farao zou kunnen vinden.

Een van de thema’s van Arthur Phillips nieuwste boek is deze goudkoorts. De hoofdpersoon professor Ralph Trilipush is helemaal bezeten door het idee het graf van Atum-hadu te vinden, de laatste farao van de mysterieuze XVIIIste Egyptische dynastie, een donkere tijd uit de Egyptische geschiedenis waarover nog niet veel bekend is.

Merkwaardig genoeg was deze zucht naar ontdekkingsroem niet het uitgangspunt van het boek. Dat waren eigenlijk de laatste twee bladzijden die als een idee door de schrijvers hoofd spookten. Om het verhaal spannender te maken introduceerde Phillips tenslotte ook nog een privé-detective in zijn verhaal, Harold Ferell, die de tweede hoofdpersoon van het boek werd.

Ook Arthur Phillips is geen egyptoloog. Al schrijvende onderhield hij een correspondentie per e-mail met conservatoren van het British Museum te Londen, zodat hij de oude tijd van de farao’s en de jaren 20 waarin er verwoed werd opgegraven, netjes in beeld kon brengen.

Het resultaat mag er zijn. Een puur fantasieverhaal met vele mysteriën over een man die de erotische poëzie-makende farao Atum-hadu wil vinden om zodoende te bewijzen dat hij echt bestaan heeft. Maar het is niet zomaar een verhaal over een zoektocht naar een verloren farao. De Vloek van de Farao’s, waarvoor menige opgraver doodsbang is, of tot leven gewekte mummies, maken geen deel uit van het verhaal.

Arthur Phillips debuteerde in 2003 met zijn alom geprezen roman Praag, een verhaal over Amerikaanse expats in Boedapest. Hij schreef deze roman naar aanleiding van zijn tweejarig verblijf in deze stad in het rumoerige Europa. Zijn daarop volgende roman was alles behalve semi-biografisch. De Egyptoloog is een volledig fantasieverhaal. De enige historische personen uit het boek zijn Carter die in 1922 het graf ontdekte van Toet-ba-Naal (Toetanchamon) en zijn financierder lord Carnarvon. Voor de rest moeten we het doen met onbetrouwbare figuren, want zelfs het bestaan van Atum-hadu wordt hevig betwijfeld in het verhaal.

Was Praag van enige literaire waarde, De Egyptoloog is meer een pageturner die de lezer meetrekt op een zoektocht naar de waarheid. De oude Ferrell mijmert over zijn gemiste kansen in het verleden, Trilipush is helemaal in de ban van het eeuwige leven. De intriges, de moordpartijen, het bedrog en de liefde zijn de onderwerpen die Ferrell probeert te bewijzen door zijn verhaal te doen. Helaas is het zijn interpretatie van zijn onderzoek en niet het verhaal van Trilipush die er een geheel andere mening op na houdt. Trilipush’ enige drijfveer is die van de roem: wanneer hij de mummie van Atum-hadu heeft gevonden zal zijn naam eeuwig weerklinken in de geschiedenis van de Egyptologie. Gaat hij hiervoor over lijken, is hij wie hij zegt dat hij is, of is hij een bedrieger die nooit op Oxford heeft gestudeerd, die twee moorden op zijn geweten heeft, die Margaret lief heeft omdat haar vader geld heeft?

Het verhaal zit goed in elkaar. Dus een stukje eeuwigheid zit er voor Arthur Phillips wel in.

Arthur Phillips – De Egyptoloog (The Egyptologist, vert. Anneke Bok) De Geus, 2004

Leestips
Van dezelfde schrijver:
Angelica
Praag
Over een ander mysterie uit Egypte:
Michel Ondaatje – De Engelse Patiënt