Een zen-roman
Japanse roman over een meisje dat een jaar bij haar oom en tante gaat logeren.
Zen is een Japanse vorm van Boeddhisme en het betekent langzaam aan doen. Japanners blinken uit in het schrijven van ‘zen-romans’: rustige verhalen die voortkabbelen en waarin slechts de onderstroom de strubbelingen van het leven voortstuwt. Japanners zijn gek op poezen en hebben misschien wel de meeste romans geschreven rondom deze zen-achtige dieren. Het onvergetelijke jaar van Tomoko, dat ook in de zen-categorie valt, heeft echter geen kat in het verhaal, maar een zeldzaam dwergnijlpaard.
We schrijven 1972, het jaar dat de Olympische Spelen in München wreed werden verstoord door Palestijnse terroristen die het Israëlische team gijzelden. Het is ook het jaar dat het Japanse mannenteam wereldkampioen volleyen werd. En het jaar waarin de geliefde Yasunari Kawabata, die als eerste Japanse schrijver de Nobelprijs kreeg, zelfmoord pleegde. In dit jaar werd de 12-jarige Tomoko naar haar oom en tante gestuurd in Ashiya, omdat haar moeder, na de dood van haar man, een jaartje in Tokyo wilde studeren om haar werk weer op te pakken.
Een sprookje
Tomoko heeft er wel zin in, want tenslotte zijn het deze tante en oom die met haar geboorte als geschenk een koperen kinderwagen stuurde, de binnenkant volledig bekleed met kant. Dit excentrieke cadeau uit Duitsland vormde in die tijd het kostbaarste voorwerp in het huis van Tomoko. En nu ging ze dus kennismaken met deze tante en oom.
Het lijkt of Tomoko een sprookje binnenstapt, wanneer ze door Mina, haar 11-jarige nichtje, door het grote huis met zeventien kamers wordt rondgeleid. De tuin is misschien nog wel verbazingwekkender, want Pochiko scharrelt er rond, een dwergnijlpaard, het enige dier dat de dierentuin overleefde die eens in de tuin was gevestigd.
Barsten in het huishouden
Mina en Tomoko worden al vrij snel vriendinnen en brengen veel tijd door in de ‘kamer met het lichtstralenbad’ en in de tuin. Haar tante, die als hobby taalfouten zoekt in folders, kranten en boeken, rookt veel en praat weinig. De altijd lachende oom repareert alles wat maar stuk is en op zijn bureau is gelegd, zelfs al is hij heel veel afwezig. Neef Ryuichi studeert in Zwitserland, maar komt wel even op vakantie thuis. De Duitse oma Rosa lijkt een verbond te hebben met misschien wel de even oude huishoudster Yoneda, die ook in het grote huis woont en de lakens uitdeelt. Tenslotte is er nog tuinman Kobayashi die in een huisje aan de rand van het landgoed woont en de verzorger van Pochiko is.
Op het eerste gezicht lijkt het een super huishouden, maar al snel zal Tomoko donkere kanten van de familie ontdekken: alles in het huis draait om de frêle gezondheid van Mina, de oom is veelvuldig van huis en oma Rosa heeft het een en ander meegemaakt in haar verleden. De ontsluiering van geheimen zullen Tomoko’s geluk echter niet beïnvloeden; donkere zaken worden enkel aangestipt en kleuren het verhaal geen toontje donkerder. Het gelijkmatige ritme van het verhaal laat zich niet verstoren en wanneer Tomoko door haar moeder wordt opgehaald, heeft ze er vrede mee het grote huis met zijn eigenzinnige inwoners weer te verlaten. Ze heeft de schaduwzijde van de zon gezien, maar heeft geaccepteerd dat dat allemaal bij het leven hoort.
Stralingsgevaar
De roman heeft ook iets magisch. Er wordt niet raar opgekeken van een dwergnijlpaard dat een meisje naar school brengt. Er zijn de fantasierijke luciferdoosjes die Mina verzamelt en die ze op haar manier eigen maakt. En dan is er Fressy. De familie is eigenaar van de fabriek die deze frisdrank met radium produceert. Dat er in 1972 nog zo’n fabriek draait is een beetje vreemd. Begin twintigste eeuw veroverde allerlei producten met radium de wereld, zoals het drankje Radithor. Men geloofde heilig in de heilzame werking van dit wondermiddel. Ook Japan volgde deze westerse trend met drankjes en thermale baden. Toen halverwege de twintigste eeuw mensen aan straling begonnen te sterven, zakte de populariteit razendsnel. Mina en Tomoko mogen zoveel Fressy drinken als ze willen en ik vroeg me af of de ‘straalkamer’ in het boek een zonnebank was, of ook een soort ‘radium-straalkamer’. Over stralingsgevaar geen woord in het verhaal.
Een kabbelend beekje
Ook in de Westerse literatuur wordt volop gebruikgemaakt van minderjarige vertellers om de zwaarte van een verhaal lichter te maken, zoals de 12-jarige Izzy in Loop nooit weg zonder helm van Camille Bordas of de 12-jarige Profi in Panter in de kelder van Amos Oz. Toch zijn niet al die verhalen zo zen als dit heel rustige boek, dat lijkt te berusten in de woelige kanten van het leven.
De Japanse schrijfster Yoko Ogawa heeft een indrukwekkende lijst met werken, waarvan enkele romans zijn vertaald in het Engels. Dit is Ogawa’s tweede boek dat in het Nederlands is vertaald, nadat in 2020 haar roman De geheugenpolitie de shortlist van de International Booker Prize haalde. Het onvergetelijke jaar van Tomoko werd in Japan bekroond met de Tanizakiprijs. Het is een bevallige zen-roman, met haast magisch realistische details, als een kabbelende beekje zonder stroomversnellingen.
Yoko Ogawa – Het onvergetelijke jaar van Tomoko (Mina no kōshin, vert. Luk van Haute), Cossee 2023
Leestips
‘Zen-romans’:
Yasunari Kawabata – Sneeuwland
Soseki Natsume – Kokoro: de wegen van het hart
Yukio Mishima – Een zeeman door de zee verstoten
Hiro Arikawa – Reisverslag van een kat
Buitenlandse ‘zen’-romans:
Margarita Liberaki – Drie zomers
Over een 11-jarig Engels jongetje in 1972:
Rachel Joyce – De dag dat de tijd stilstond
Kinderen tegenover het volwassen leven:
Camille Bordas – Loop nooit weg zonder helm
Deepa Anappara – Djinn Patrouille op de Paarse Lijn
Paulus Hochgatterer – De dag dat mijn grootvader een held was
Amos Oz – Panter in de kelder
Reif Larsen – De verzamelde werken van T.S. Spivet
Jonathan Safran Foer – Extreem luid & ongelooflijk dichtbij
Florian Zeller – De ontsnapping van Julien Parme
Olivier Bourdeaut – Wachten op Bojangles
Alison Smith – Noem alle dieren
Jamie O’Neill – Verstoring
Jaap Robben – Birk