Deepa Anappara – Djinn Patrouille op de Paarse Lijn

Kinderen van India

Indiase roman over de verdwijning van kinderen in een sloppenwijk.

Je zou bijna zeggen dat Mesjokke en Kruispunt-ki-Rani nieuwe goden waren voor Indiase straatkinderen. “Dit verhaal zal je leven redden”, heet het wanneer iemand uitlegt wie ze zijn. Straathelden die kunnen worden aangeroepen door straatkinderen in nood, waarna er kleine wonderen kunnen gebeuren.

De negen-jarige Jai heeft die hulp nog niet nodig. Hij woont met zijn ouders, zus Runu-didi en een tv in een éénkamerhuis in een sloppenwijk (basti): ‘Pa zegt vaak dat deze kamer alles heeft wat we nodig hebben om ons geluk te doen groeien.’ Jai’s favoriete tv-programma’s zijn Police Patrol en Live Crime. Wanneer een van hun klasgenootjes verdwijnt en de politie geen thuis geeft, is hij vastbesloten detective te worden om de zaak uit te gaan zoeken. Zijn vriendinnetje Pari benoemd hij tot assistente, omdat vriendje Faiz na school werk heeft in de bazaar, dus niet zoveel tijd heeft. Het blijft echter niet bij die ene verdwijning en naarmate er meer kinderen verdwijnen, loopt de spanning in de basti op en moet Jai meer en meer toegeven dat hij niet geboren is om detective te worden.

Jai is echter een onderhoudende verteller, door Runu-didi gehaat, maar ook bewonderd omdat hij soms origineel uit de hoek kan komen. Jai denkt dat zijn zus hem alleen maar haat. Ze hebben een echte broer-zus-verhouding, constant kibbelend, maar wanneer het erop aan komt, toch elkaar de hand boven het hoofd houdend.

Jai is geen al te grote held, maar doet perfect verslag van de omzwervingen met zijn vrienden Pari en Faiz. Hij beschrijft op onderhoudende toon het leven in de sloppenwijk, dat dagenlang schuil gaat achter een deken van smog. De buren, de familie van de verdwenen kinderen, de straatverkopers in de bazaar, hij beschrijft ze in kleuren en geuren met eigen commentaar. Jai lijkt altijd wel honger te hebben, want ook de Indiase snacks die je op straat koopt en de maaltijden thuis zijn niet uit het verhaal weg te denken.

Zo is er een kleurrijk portret ontstaan van een sloppenwijk, waar je je wast met wat water uit een emmer en eens in de zoveel tijd naar het badhuis gaat, waar de behoeften op de vuilnisberg worden gedaan, waar de politie wordt gehaat omdat ze toch niets doet en alleen maar dreigt om de illegale wijk met de grond gelijk te maken. Waar wordt opgekeken naar de hifi-mensen, die in echte huizen wonen in torenhoge gebouwen, net naast de basti, die echte banen hebben en de mensen van de sloppenwijken uitbuiten door slecht betaalde baantjes aan te bieden als huishoudster of bewaker. Veel van de luxe goederen die in de basti circuleren zijn afdankertjes van hifi-werkgevers.

De Indiase schrijfster en journaliste Deepa Anappara heeft er lang over gedaan om een vorm te vinden, waarin ze kon schrijven over de kinderen in de sloppenwijken van India. Over hun leven, hun dromen, hun angsten en hun kleine geluksmomenten. Dat is haar nu bijzonder gelukt met de creatie van Jai, een jongetje met heel veel dromen, maar ook genoeg angsten.

Door de ogen van Jai neemt de sloppenwijk de gedaante aan van een gewone woonwijk, waar mensen het lukt om hun individuele levens te leiden, ook al leven ze dicht op elkaar en moet elke kreet voor iedereen hoorbaar zijn. Het gebrek aan hygiène, de smog, de stank, we nemen het allemaal voor lief. Wanneer er iets gebeurt, is iedereen in een mum van tijd geïnformeerd en staat iedereen op om in actie te komen. Maar de praatjes kunnen ook groteske en gevaarlijke vormen aannemen en spanningen opjagen, zoals tussen hindoes en moslims.

Anappara wilde vooral een beeld geven van de kinderen die er leven. Ze wilde geen helden van ze maken, daarom kreeg de ietwat naïeve Jai de hoofdrol. Meisjes hebben niet veel in te brengen in de Indiase maatschappij: ze zijn er om kinderen te maken en het huishouden te doen. Maar er zijn er die door hard te werken daar onderuit proberen te komen, zoals Runu-didi, die de huishoudelijke taken uitvoert waarvoor haar bij een hifi-mevrouw werkende moeder geen tijd heeft (en Jai als jongen niet hoeft te helpen), maar die droomt van een sportcarrière en hiervoor alles doet om toch te kunnen trainen. Of Pari, die intelligent is, heel veel boeken leest, een plek op de universiteit ambieert en zo hoopt de armoede te kunnen ontstijgen.

Straatkinderen staan aan heel veel gevaar bloot: moord, ontvoering, uitbuiting. Daarom begint het verhaal met Mesjokke, een man die straatkinderen voor zich liet werken, maar ze altijd juist behandelde. Jai zal later Goeroe ontmoeten, die ook kinderen op straat leidt en een vat vol verhalen is. Verdwenen kinderen en de laksheid van de politie in de sloppenwijken heeft de schrijfster als hoofdthema genomen. De verdwenen kinderen krijgen in het verhaal dan ook ieder even een eigen stem, voordat ze de duisternis instappen.

Dat er veel mis is in India, merk je aan haar schrijvers, waarvan velen via hun werk zware kritiek uiten op de Indiase misstanden. Veel van hen doen dat gepaard met een zekere humor of luchtige stijl, zoals Manu Joseph in Miss Laila, gewapend en gevaarlijk, waarvan alleen al de titel heerlijk sarcastisch klinkt.

Het is ook Anappara gelukt om een perfecte balans te vinden tussen de lichtheid van een kinderstem en de loodzware ellende waaronder een groot deel van de Indiase bevolking zucht. Haar titel is een knipoog naar de zware realiteit. Djinn patrouille op de Paarse Lijn is een onderhoudend boek om helemaal in te duiken, ook al blijft het zware leven in de sloppenwijken naderhand beklijven. Het is een droom van een debuutroman.

Deepa Anappara – Djinn Patrouille op de Paarse Lijn (Djinn Patrol on the Purple Line, vert. Anneke Bok), Hollands Diep 2020

Leeslinks
Kritiek op India:
Manu Joseph – Miss Laila, gewapend en gevaarlijk
Arundhati Roy – Het ministerie van opperst geluk
Tarun J. Tepal – India. Het leven van mijn moordenaars
Anita Nair – De wreedheid van het hart
Aravind Adiga – De witte tijger
Vikas Swarup – De ongelooflijke lotgevallen van een geluksvogel
Indra Sinha – De mensen van Beest