Schipperen tussen Goden en het dagelijks leven
Indiase roman over de bewoners van een appartementencomplex in Bombay.
Het is een prachtig verhaal over de Indiase samenleving. Wie staat waar en hoe gaat men met elkaar om. Het is een heerlijke parodie op scheldende vrouwen, dronken nietsnutten en godsdienstfanaten. Daarom is het boek ook zo goed: met een pen vol humor weet Manil Suri een stukje Bombay naar voren te brengen met dingen die door de hele Indiase staat spelen: hypocrisie, het kastenstelsel, de Bollywood cultuur en godsdienstperikelen, alsmede de strijd tussen hindoes en moslims. Hij weeft de mythologie van Hindoe goden door een verhaal over zomaar een huis met mensen, beschrijft tempelbezoeken, huwelijken en een klein volksoproer.
Met rake pen weet hij mevrouw Asrani en mevrouw Pathak neer te zetten: twee vrouwen met de broek aan, angstvallig wakend over hun reputatie, maar te beroerd om de wereld echt aan te pakken. En hoe hoger we klimmen in het gebouw, des te devoter de mensen: meneer Jalal die verlichting vindt en hiervoor verscheidene rituelen bezoekt, maar er achter komt dat die allemaal zo makkelijk niet zijn als ze eruit zien. Tenslotte waant hij zich een goddelijke boodschapper en hoopt hij als een echte martelaar te sterven. Op de hoogste verdieping is ook een zoekende. Maar meneer Taneja heeft de godsdienst niet zo hoog zitten, hij zwijmelt in liefdesverdriet en heeft de wereld van zich afgesloten, wat hem misschien eerder tot een heilige maakt dan de anderen. Dan zijn er de jongeren, Kavita en Salim, die onbesuisd hun toekomst tegemoet gaan. Hun goden zijn de filmsterren van Bollywood.
Vishnu zelf is de god die het universum beschermt en in standhoudt. Vishnu, de zuiplap die op de trap ligt te sterven, is ook degene in het appartementencomplex die de dagelijkse dingetjes zou moeten doen en die de katalysator van het verhaal is. Hij zweeft tussen menselijke herinneringen en goddelijke krachten. Wat moet er zonder hem van het huis terechtkomen?
Manil Suri, een Indiase jonge (1960) hoogleraar in de wiskunde aan de universiteit van Baltimore verhuisde op 20-jarige leeftijd van Bombay naar Amerika. Toen hij in 1994 bij zijn ouders op bezoek kwam en daar de zwerver aantrof, die al langer in hun trappenhuis verbleef, maar die nu ziek was en stierf, besloot hij aan deze roman te gaan werken. Misschien is dit boek – de god Vishnu is deel van de hindoeïstische drievuldigheid – ook het begin van een trilogie: De schrijver is van plan aan Het leven van Shiva en De geboorte van Brahma te gaan werken. Daarom is het wel jammer dat de Nederlandse vertaling voor de titel Het trappenhuis heeft gekozen. Wat is er tegen op de titel De dood van Vishnu? In ieder geval is Het Trappenhuis een goeie kandidaat voor vele literaire prijzen, maar is het bovenal een heerlijk boek om te lezen.
Manil Suri – Het trappenhuis (The Death of Vishnu, vert. Sjaak de Jong), Prometheus, 2001
Boekentips:
Kritische literatuur over India:
Manu Joseph – Miss Laila, gewapend en gevaarlijk
Arundhati Roy – Het ministerie van opperst geluk
Tarun J. Tepal – India. Het leven van mijn moordenaars
Anita Nair – De wreedheid van het hart
Aravind Adiga – De witte tijger
Vikas Swarup – De ongelooflijke lotgevallen van een geluksvogel
Indra Sinha – De mensen van Beest
Deepa Anappara – Djinn Patrouille op de Paarse Lijn
Nog meer boeken over een huis:
Slobodan Šnajder – De engel van het verdwijnen
António Lobos Antunes – Als een brandend huis
Ascanio Celestine – Het barbiehuis
Elif Shafak – Het luizenpaleis