Fouad Laroui – De tanden van de topograaf

Een land van nachtmerries

Celineske roman over Marokko.

De zoon van Kader ging eerst naar de missieschool, waarna hij naar een Frans lyceum ging en zo kwam het dat hij beter Frans als Marokkaans sprak. Niet alleen de taal van het land dat eens Algerije bezette sprak hem aan, de cultuur ook. Nadat hij ontkomen was aan de grillige klauwen van een omhooggevallen nietsnut, nadat hij een examen voor toeristengids niet had gehaald omdat hij niet wist dat hij iemand moest omkopen en nadat hij kennis had gemaakt in het kleine bergdorpje Ahssen met evenzoveel omkoperij als in Casablanca, waar hij met een nepdiploma verpleger werd, lukte het hem een paspoort te bemachtigen en vertrok hij naar de stad van zijn dromen: Parijs. Maar nadat zijn vader de nietsnut, die het inmiddels tot pasja had gebracht, had neergestoken, moest de zoon van Kader nog eenmaal terug naar zijn land, waar hij het uithield tot de affaire met de topograaf.

Het lijkt een autobiografie van de Marokkaans/Frans/Nederlandse schrijver Fouad Laroui, die zich afvraagt waarom een land hem als ingezetene kan claimen, louter om het feit dat hij per ongeluk in een stad van dat land is geboren. Waarom moet hij zich plooien naar de kuren en lusten van hen die daar aan de macht zijn? Zoals ook de hoofdpersoon in De tanden van de topograaf zijn biezen heeft gepakt en uit zijn geboorteland is vertrokken. Na zijn studie in Parijs, woont de schrijver in Nederland.

In zijn tweede roman, die in Nederland eerder uitkwam dan deze debuutroman, beschrijft hij nog eens heel uitgebreid hoe het is om weer terug in Marokko te zijn: in Kijk uit voor parachutisten beschrijft hij hoe vervreemd hij zich voelde van zijn vaderland. Maar dit gevoel blijkt dus veel dieper gezeten te hebben. Reeds voordat hij vertrok voelde de schrijver zich niet thuis in een land waar idioten koning zijn, waar alles zijn prijs heeft, waar niets voor niets kan worden gedaan. En dan druk ik dit nog zacht uit, want uit deze debuutroman spreekt een woede tot ons, die sterker is dan die in zijn volgende boek. Meer woede en minder humor dan in Kijk uit voor parachutisten. In zijn derde boek Judith en Amal is de woede nog meer afgenomen, maar blijft hij zijn land hekelen.

Dat woede vaak een goede drijfveer in de kunst kan zijn, is hier weer eens bewezen. Op tragisch-komische wijze schildert Laroui Marokko als een halsstarrige domme ezel, met als hoogtepunt de carrière van de domkop Asslane en als dieptepunt het ontslag van de topograaf. De literaire stijl die Laroui deze woede heeft gegeven, is uitgegroeid tot een volwassen schrijfstijl, wat de opvolgers van De tanden van de topograaf bewijzen. Laroui heeft misschien zijn gevoelens in bedwang wat betreft Marokko, maar heeft zich vol overgave op de woorden gestort. Zijn debuutroman lijkt een vingeroefening voor zijn volgende boeken waarin hij prachtig met stijl en woorden tovert. Deze stijl komt helemaal tot zijn recht in zijn laatste dichtbundel Verbannen woorden, uitgekomen bij uitgeverij Vassallucci, waarover NRC Handelsblad- journalist Pieter Steinz schrijft dat Laroui zich uit in Celineske woede.

De kracht van De tanden van de topograaf vormen de raamvertelling die zowel volksverhalen bevat als verhalen over de lotgevallen van de overige leden van de PAP-partij (Parti Anti Publiciste oftewel Partij Tegen Reclame), waarvan de hoofdpersoon lid was toen hij op het lyceum zat. Marokko ligt niet ver van het land van de Sprookjes van Duizend-en-een Nacht, wat Laroui tot een goede verteller maakt, hoe graag hij misschien ergens anders had willen zijn geboren. De Franse cultuur heeft hem de woorden gegeven waarmee hij zijn afkomst kan schilderen. Een ware cultuurmix die in zijn geval een rasschrijver heeft opgeleverd.

Fouad Laroui – De tanden van de topograaf (Les dents du topographe, vert. Frans van Woerden), Van Oorschot, 2002

Leestips
Van dezelfde schrijver:
Kijk uit voor parachutisten
Judith en Jamal
Nog meer schrijversvuurwerk uit Marokko:
Abdelkader Benali – De langverwachte
Abdelkader Benali – Bruiloft aan zee
Hafid Bouazza – Momo
Hafid Bouazza – Salomon (De andere oever)
Khalid Boudou – Het schnitzelparadijs