Bilal al Mashta – Coulis

De taal van een zmegri

Bilal al Mashta is schrijver, grafisch ontwerper en eigenaar van twee restaurants: een interessante mix. Voeg daar een Algerijnse afkomst aan toe, hussel alles door elkaar en je krijgt een dikke saus: coulis. Dit is de titel van zijn debuutroman. Aangemoedigd door succesvolle deelnames aan diverse literaire wedstrijden, heeft Bilal zijn culinaire interesses in het schrijven geïntegreerd.

Want we kunnen wel spreken van een culinaire roman, ook al zijn het veelal ingrediënten die van de pagina’s spatten, of namen van broodjes, gebak of gerechten, die je hongerig maken. Er worden geen recepten in uitgespeld. Sterker nog, de catering van een bruiloft is het onderwerp, maar we komen niets van het menu te weten, ook al is er een sterk vermoeden gecreëerd wat het hoofdgerecht, verborgen onder vijftien cloches, kan zijn.

Eigenlijk heeft hoofdpersoon Amin als mislukte theaterregisseur een laatste stuk willen produceren, meer een performance eigenlijk, want hij heeft hiervoor de catering van een bruiloft naar zich toe getrokken, die nietsvermoedende bruiloftsgangers voor hun kiezen gaan krijgen.

Het is het verhaal over de vierendertigjarige Amin, die in een Algerijnse stad voor zijn allesomvattende plan Monsef inhuurt, een uit Nederland teruggestuurde zmegri (emigrant) en Zahra, een vroeger buurmeisje die als een chef kan koken. Deze drie eigenzinnige karakters vormen de belangrijkste personen in het verhaal: een misantroop, een jongen en een nomade. Amin is de snelle jongen met zijn plannen, die heeft geleerd dat je het in het leven twee keuzes hebt: eten of gegeten worden. De bijna achttienjarige Monsef heeft in Nederland ook al het een en ander in het leven geleerd en loopt nu op zijn tenen door zijn vaderland, waar hij aan het begin van zijn verblijf amper Arabisch kan spreken, maar dat wordt in de roman in rap tempo geleerd. Zahra droomt over een nieuw leven waarin vooral veel geld in voorkomt.

Het verhaal steekt wat rommelig in elkaar: het theaterstuk getiteld Omofaghia (omofagie betekent het eten van rauw vlees, meestal dierlijk) bestaat uit tien bedrijven, die tussen de hoofdtukken staan opgesteld, de laatste vier bedrijven echter achter elkaar. Verder zijn er nog tussenhoofdstukken, veelal over de ouders van Amin en Monsef en soms worden begrippen zoals zmegri, omofaghia en tragedie belicht en uitgelegd. Dit alles in een onregelmatig ritme.

De toon voor het gehele boek wordt meteen gezet in de proloog, een dialoog tussen Amin en Monsef, die toen nog geen Algerijns sprak, dus wiens woorden grof zijn vertaald. Hierin vertelt Amin Monsef fijntjes wat er van hem wordt verwacht: doet hij zijn best, dan is het goed, maar “doe één verkeerde zet en ik maak je dood.” Een heerlijke toonzetting.

Het speelt in Algerije, het land waar het hart van de in Nederland wonende schrijver ligt, en die liefde kun je voelen. Het is een land dat niet zo heel lang geleden een lange en bloedige onafhankelijkheidsstrijd tegen het koloniale Frankrijk leverde (1954 – 1962) en vervolgens werd geteisterd door een burgeroorlog (1991 – 2002), waarin moslimfundamentalisten tegenover de regeringsgezinden kwamen te staan. Deze angstige tijden worden heel even aangestipt in het verhaal. Net zoals emigratie een bescheiden plek in het boek heeft gekregen.

Wat het verhaal het Arabische karakter geeft zijn de dialogen, de ietwat spottende verteltoon en de kleurrijke beeldtaal. Die zorgen voor behoorlijk wat humor dankzij de hoogmoed en het valse zelfvertrouwen van de personages die aan zelfkritiek absoluut geen gebrek hebben. Zeker Amin is bedreven in het ritselen en dankzij een oude vriend van zijn vader, Lemdaoui, die ‘omwille’ van die vriendschap Amin niets kan weigeren, kan hij zijn laatste theaterstuk verwezenlijken. Het verhaal stuitert voort met scènes die soms tegen het hilarische aanzitten, met zinnen die doorspekt zijn met Franse, maar voornamelijk Arabische woorden. Ook de namen van gerechten en ingrediënten zijn vaak Arabisch, maar doen je desondanks regelmatig watertanden (de vertaling van de vreemde woorden zijn achter in het boek opgenomen).

De originele beeldspraken en eigenzinnige dialogen doen de rommelige vorm van het verhaal snel vergeten. Of dit nu de echte straattaal van Arabische landen is, of dat dit de taal van de emigranten is, het was heerlijk om deze zmegri-roman te lezen.

Bilal al Mashta – Coulis, Atlas Contact 2023

Leestips
Een Marokkaan terug in zijn vaderland:
Mohammed Benzakour – De koning komt
Een Parijse straattalen-roman:
Mahir Guven – Broer
Straattaal in Jamaica:
Marlon James – Een beknopte geschiedenis van zeven moorden
Over Algerije:
Yasmina Khadra – Wat de dag verschuldigd is aan de nacht