“Jullie begeren goud en verspreiden as”
Franse roman over een eilandje waar vluchtelingen aanspoelen.
Steeds meer boeken verschijnen over de vluchtelingencrisis: de een hoopgevend, de ander dramatisch, weer een ander met een toekomstbeeld. Philippe Claudel, die als gevangenbewaarder het goede en slechte in de mensen zag, mag zijn lezers graag een spiegel voorhouden, opdat we zien wat we fout doen. Ook deze roman laat zien wat er scheelt aan onze huidige maatschappij, die maar geen menswaardige oplossing kan of wil vinden voor de vluchtelingencrisis.
Het is een prachtige, maar inktzwarte parabel geworden. Het speelt op zomaar een eilandje in de Middellandse zee. De eilanders leven van visserij, wat druiven- en olijventeelt. Boven hun hoofden torent de vulkaan Grau, die menigmaal zijn mening laat horen door de grond en de huizen te laten schudden.
De Oude Vrouw, voormalig onderwijzeres op het eilandje, vindt drie lijken op het strand: zo zwart als de nacht, dus het is wel duidelijk waar die vandaan komen. Wanneer ook de Burgemeester komt kijken, weet hij dat hij er alles aan moet doen om de eilandbewoners te beschermen. Men is in onderhandeling over een thermenproject dat toeristen naar het eiland kan brengen, dus is het belangrijk dat het eilandje zich gedeisd houdt en geen publiciteit krijgt over verdronken vluchtelingen. Het handjevol getuigen van de droeve vondst waaronder de Dokter, de Onderwijzer en later ook de Pastoor, moeten geheimhouding zweren en helpen de drie lijken te verdonkeremanen.
De Onderwijzer echter kan zich er niet bij neerleggen en gaat voor zichzelf een onderzoek doen, met een schrikbarende uitkomst, die hij de Burgemeester meldt. Tegelijkertijd komt een vreemde man aan op het eiland, de Commissaris, zo denkt iedereen. Hij snuffelt en dreigt en wanneer het snode plan van de Burgemeester dreigt te lukken, doet hij vrolijk mee, want iemand moet toch de zondebok worden, ook al weet de Commissaris dat de Onderwijzer onschuldig is.
Een woedende menigte opgezweept door roddels, een stank die steeds indringender wordt, de jaarlijkse tonijnvangst, die meer op een bloederige slachting van dolfijnen lijkt: het verhaal wordt kwaadaardig, maar het grootste kwaad is al geschied.
Het is een sterke parabel met archetypen: de kogelronde Burgemeester, de rebelse Onderwijzer, de graatmagere Dokter, de domme hulp Zwaardvis en de Pastoor, geen dronkaard deze keer, maar een ongelovige bijenfreak die altijd vergezeld gaat van een aantal bijen uit zijn bijenkorven. De alcoholist is de Commissaris, die echter zoveel drinkt dat hij niet dronken kan worden. En dan is er nog het zogenaamd onschuldige dochtertje van de visser Bontvacht, die als een volleerde actrice in haar kinderlijke onschuld het spel meespeelt.
Het is een plaatje dat voor mij heel herkenbaar is: ik ken het Griekse eiland Lesvos goed, waar enkele gemeenschappen (er zijn er genoeg op het eiland waar zich het leven onverstoord voortzet) uit elkaar vallen door de vluchtelingencrisis: men wil niet meer in de media verschijnen opdat de toeristen blijven komen, dus wordt de menselijkheid wel eens uit het oog verloren. Ook de zondebok(ken) zijn veelal mensen die niet uit hun gemeenschap komen. Ze zouden het liefst handelen zoals de Burgemeester uit het verhaal, maar gelukkig is de realiteit nog niet zo ver afgegleden zoals in het verhaal van Claudel.
Het is goed dat Claudel een andere kant van de vluchtelingencrisis aankaart. Slachtoffers zijn niet alleen de migranten, maar ook gemeenschappen die er het meest mee worden geconfronteerd. Kleine gemeenschappen, zoals enkele op Lesvos, worden gedwongen radicaal te veranderen. Hoewel dit natuurlijk niet altijd negatief hoeft te zijn.
Nu is het verhaal van Claudel wel heel hard en confronterend. Daarvoor is het dan ook fictie en literatuur moet ook uitvergroten, opdat een boodschap aankomt. Behalve de Onderwijzer valt alle personages in het boek wat te verwijten: de Burgemeester neemt onmenselijke beslissingen, de Oude Vrouw handelt uit wraak, de anderen zijn laffe meelopers of handelen uit angst voor de Burgemeester. Ze zijn allemaal bang dat hun zo goed geregelde leventje gaat veranderen. Veranderingen vallen echter niet tegen te houden. Het zomaar een eilandje in de Middellandse zee, zoals Lesvos (dat echter wel een bloedmooi eiland is en niet wordt geplaagd door een wakende vulkaan), zal nooit meer dezelfde worden.
Door het verhaal als een parabel te vertellen, de personages niet spannender te maken dan hun namen en door alle inwoners van een kleurrijke karikatuur te voorzien, is dit boek toch ook een mooie leeservaring. Met een beetje humor en wat spanning, korte zinnen en bijtende beelden, is het een boek dat je in één adem uitleest: er was eens een eiland… Maar het stemt ook tot nadenken, en dat is waarom het verhaal is geschreven. Een kleine smeekbede voor menselijkheid in een tijd waarin de meeste mensen niet verder dan hun eigen huisdeur willen kijken.
Philippe Claudel – De archipel van de hond (L’Archipel du Chien, vert. Manik Sarkar), De Bezige Bij 2018
Leestips
Van dezelfde schrijver:
Schemering
Het onderzoek
Over vluchtelingen:
Mohsin Hamid – Exit West
Zana Fraillon – The bone sparrow
John Alexander Janssen – Een verhaal uit de zonnestad
Ilja Leonard Pfeiffer – Grand Hotel Europa
Vluchtelingen in de toekomst:
Megan Hunter – Het eind is ons begin
Davide Longo – De verticale man
Cormac McCarthy – De weg
Wat de zee brengt:
Karen Jennings – Een eiland
Paulina Flores – Deception Island
Cynan Jones – Alles wat ik vond op het strand