Een nobele droom
Franse roman over een vermeende terroristenbroer.
Ze laten nog veel te weinig van zich horen: een nieuwe generatie schrijvers, met hun taal en gewoonten. Ze betreden aarzelend de literaire wereld en slechts weinigen durven het aan, zichzelf te zijn en om nieuwe paden te betreden. In 1964 choqueerde Jan Cremer de Nederlandse, preutse boekenwereld met Ik, Jan Cremer, met een brutale hoofdpersoon die zijn pik achternaloopt. Jan Wolkers volgde al snel met Turks Fruit, waarin seks onverbloemd aanwezig was. In 1985 deed Brett Easton Ellis een boekje open over de nul-generatie in zijn roman Minder dan niks. Sindsdien zijn er nog maar enkele romans die de kop opsteken als mijlpalen van een bepaalde generatie.
In 2003 kwam de roemruchte roman Taqwacore uit van Michael Mohammad Knight, een hilarisch verhaal over een huis vol punk-moslims. In 2014 verscheen Taipei van Lao Lin, dat ook als een cultboek wordt beschouwd, over pillenslikkende jongeren. Vorig jaar verscheen Social Creature van Tara Isabella Burton, een boek waarin de verslaving aan de sociale media een rol speelt. Nico Walker belandde in de gevangenis na een aantal bankovervallen en werd daar door een uitgever gevraagd zijn verhaal op te schrijven. Het resultaat, Cherry uit 2018, is een rauw verhaal over het Amerikaanse leger en drugs: redelijk eigentijds verteld.
Chimamanda Ngozi Adichie deed een boekje open over hoe Afrikaanse immigranten zich voelen in Amerika: Amerikanah (2016) is sterk en uitdagend. Mahir Guven schotelt ons het leven voor van jongeren met een immigrantenafkomst in Frankrijk: een heftig portret van een jongen die worstelt met afkomst, racisme, cultuur en godsdienst. Het boek zou een cultroman kunnen zijn geworden, ware het niet dat het een groter publiek bereikte omdat het werd bekroond met de hoogste Franse literaire prijs voor een debuutroman: Prix Goncourt (2018). Helemaal terecht. Want terwijl bovengenoemde romans het van hun eigentijdse, eigenwijze inhoud en sociale implicaties moeten hebben, heeft Guven één dikke plus meer in zijn verhaal: straattaal en een verfrissend originele beeldtaal vormen een ijzersterke schrijfstijl.
Ook het Booker Prize winnende boek Een beknopte geschiedenis van zeven moorden van Marlon James, een schitterend epos rond de moordpoging op Bob Marley in Jamaica, excelleert in straattaal en is een feest om te lezen. Het verhaal van Guven is echter eenvoudiger en staat dichter bij huis: het gaat over het leven in de Parijse buitenwijken, waar straatbendes en criminaliteit floreren, maar waar ook heel veel gewone mensen wonen. En waar de straattaal veelal van het Arabisch is afgeleid. Guven is weliswaar van Turks-Koerdische afkomst, maar hij koos voor een telg uit een Syrische familie als hoofdpersoon.
Dit was het uitgangspunt van de schrijver: de normale bewoners zichtbaar maken in wijken waarin zelfs de politie zich niet altijd durft te vertonen. Het gaat over een grote broer en een kleine broer. Hun Bretonse moeder ligt al lang in het graf, hun Syrische vader achterlatend, die in een Parijse buitenwijk probeert zijn twee jongens wat fatsoen, Syrische gewoonten en de koran bij te brengen. Grote broer speelt wat rond in de buurt, tot hij besluit zijn leven serieus te nemen, een baan te zoeken en geen problemen meer te veroorzaken. Hij wordt een Uber-taxichauffeur, tot grote woede van zijn vader die al sinds dag en nacht zijn kleine familie probeert te onderhouden als gewone taxichauffeur. Zijn jongere broer is verpleger, maar ontevreden over zijn positie als gekleurde werknemer. Hij laat zich ronselen door een Arabische NGO, om in het Midden-Oosten zijn handen uit de mouwen te steken.
Ik kreeg even visioenen van De wintersoldaat van Daniel Mason, waarin een medische student in een veldziekenhuis komt te werken als ervaren dokter. Ook kleine broer overkomt dit: als verpleegkundige wordt hij al snel ingezet als een ervaren arts om de oorlogsslachtoffers te helpen.
Voor grote broer is het niet duidelijk wat er allemaal speelt. Hij weet dat er iets niet pluis is, daar kleine broer zo stiekem er tussenuit is geknepen, en wel naar Syrië en niet naar een ander land waarnaar hij zei te vertrekken. Het verhaal komt in stroomversnelling wanneer grote broer meent zijn kleine broer te zien tussen reizigers die in Parijs uit een bus uit Duitsland stappen. Is hij terug?Wat voert hij in zijn schild en waarom meldt hij zich pas dagen later bij zijn grote broer? Grote broer komt in een helse spagaat: verklikker voor de politie spelen of trouw aan zijn broer blijven.
Het zou op zich al een goed verhaal zijn. Maar wat dit verhaal nog beter maakt is de heerlijke taal waarin het verteld wordt. Als een soort rap-song vliegen de woorden over de pagina’s, geven alles en iedereen ongezouten lik op stuk. Want vooral grote broer zit niet verlegen om woorden en meningen, zowel over zijn medemensen als over vreemden: “Ze zitten als patsers achter hun bureau, zehma Silicon Valley, wannabe onverzorgde look, gloednieuwe versleten spijkerbroek, T-shirt met shit erop die niemand kan plaatsen, houthakkersbaardje, maar denk de biceps en ballen maar weg en zo’n rellerig stijltje van ‘wij hebben schijt aan regels en alles’ ”.
Hij gaat niet alleen over van alles tekeer, maar telt ook zijn zegeningen. Zoals in Frankrijk geboren te zijn, een liefhebbende vader en broer te hebben, ook al kan hij die twee regelmatig niet uitstaan. Zijn auto is zijn heilige tempel. Zelfs levensvragen komen er aan te pas. Grote broer heeft respect voor het moslimgeloof en zijn geboden, maar ziet te veel misbruik om er zelf zijn ziel aan te geven.
En zo krijgen we het portret van een gewone jongen, met zijn dromen en zijn kuren. Maar bovenal een hartstochtelijk verhaal over broederliefde, dat aan het einde leest als een ware thriller en een verrassend einde heeft. De twee andere thema’s – arbeiders versus hun gelikte bazen en hoe kansarm jonge immigranten zich voelen – zijn een perfecte aanvulling op het populaire, hedendaagse thema terrorisme. Tenslotte hangt alles samen.
Dat geldt ook voor inhoud en stijl van een boek. Guven is de gouden stem van een nieuwe generatie. Een stem die beukt tegen macht en misbruik, een oeroud thema in de literatuur, een stem die opkomt voor zijn gekleurde generatie, maar vooral ook een stem die met woorden kan jongleren om lezers te bekoren.
Mahir Guven – Broer (Grand Frère, vert. Carolien Steenbergen), Ambo/Anthos 2019
Leestips
Een boek vol straattaal:
Marlon James – Een beknopte geschiedenis van zeven moorden
Emigrantentaal:
Bilal al Mashta – Coulis
Een terrorist in de familie:
Kamila Shamsie – Huis in brand
Fernando Aramburu – Vaderland
Een Turk vanuit Nederland:
Özcan Akyol – Eus
Immigranten aan het woord:
Chimamanda Ngozi Adichie – Amerikanah
Imbolo Mbue – Zie de dromers
Nhung Dam – Duizend vaders
Jhumpa Lahiri – De naamgenoot
Jessica Soffer – Als de abrikozen morgen bloeien
Ontsnappen uit je milieu:
Nicolas Mathieu – De uitzichtlozen