ZsuZsu Bánk – Slapen doen we later

Waar blijft de tijd?

Duitse e-mailuitwisseling tussen twee hartsvriendinnen.

E-mails worden gebruikt om berichten door te geven, maar ze zijn ook de vervangers van brieven geworden. Soms open je reikhalzend je mail omdat je op een bericht wacht. Soms ontvang je hele epistels van verre vrienden, die je even wegzet, voordat je tijd hebt om ze rustig door te nemen, waarna je weer tijd moet vinden om ze te beantwoorden. Romans met autobiografische brieven kunnen heel interessant zijn om de personen erachter beter te leren kennen. Of om dichter bij gebeurtenissen te komen.

De ellenlange mailuitwisseling in dit boek van de Duitse schrijfster Zsuzsu Bánk voegt niet veel nieuws toe aan de brievenromans, behalve een verhaal over een iets te zoete relatie tussen twee vriendinnen.

Slapen doen we later bestaat uit een e-mailuitwisseling tussen de dichteres Mártha Horvárth, die in Frankfurt woont, en haar boezemvriendin Johanna, die in het Zwarte Woud woont. Maar helaas komt de slaap veel eerder: hoe mooi geschreven ook, de klaagzangen van Martha over geen geld hebben en geen tijd vinden voor nieuw werk dankzij haar drie kinderen en man Simon en van alleenstaande Johanna, die haar ex-man Markus niet kan vergeten, lijken eeuwig door te gaan. Ondanks de mooie woorden en beeldtaal worden de brieven dreinerig en slaapverwekkend. Ik ben tot de helft gekomen – dat was al over de 500 bladzijden op mijn e-reader – en vond het welletjes.

De als mail verzonden brieven verhalen over de periode maart 2009 tot juni 2012, waarin ook teruggeblikt wordt op ouders, familie en vrienden. Johanna bijvoorbeeld heeft samen met haar broer Georg geen al te leuke jeugd gehad dankzij haar acterende moeder. Martha daarentegen heeft mooie herinneringen liggen in Hongarije, waar haar ouders vandaan komen.

Johanna helpt regelmatig een vriendin met een bloemenwinkel in de buurt, terwijl Martha het moet doen met haar schoonmoeder (het wordt niet helemaal duidelijk wie precies Lori is), die regelmatig op de kinderen past wanneer Martha haar werk moet presenteren, niet alleen in Duitsland, maar ook ver over de grenzen. Haar man Simon werkt aan een boek dat maar niet af wil komen, terwijl haar nieuwe dichtbundel ook niet af wil komen. Ook Johanna, schoollerares, zit in de letteren en probeert een eindstudie af te ronden over de Duitse dichteres en schrijfster Annette von Droste-Hülshof, afgekort tot Droste, die zich als een onafscheidelijke schaduw door haar leven beweegt.

De taal waarin het wel en wee wordt beschreven, de uitstapjes en de dagelijkse beslommeringen, is behoorlijk bloemrijk, wat in het begin aangenaam werkt. Maar langzamerhand gaan die mooie woorden wat irriteren: ze lijken de gebeurtenissen te domineren. De cadans van de rijke woordenstroom overheerst de gebeurtenissen, die best wel wat meer uitgediept hadden mogen worden. Maar al wat gebeurt wordt opgenomen in de rustig voortkabbelende woordenrivier als het zoveelste water van een zijstroompje om in de hoofdstroom te verdwijnen. In de drie jaar correspondentie gebeurt natuurlijk wel het een en ander, maar de lezer wordt er niet koud of warm van. Misschien komt het ook doordat alle gebeurtenissen pas achteraf worden verteld en niet vaak een vervolg vinden in andere brieven. Alles verzuipt in de ellenlange en immer dezelfde klaagzangen, wat op den duur gaat vervelen. Was het boek de helft minder dik, dan was er geen plek geweest voor irritatie of verveling en was alles een stuk krachtiger overgekomen.

Want zelfs de prachtige beeldtaal gaat vervelen, dankzij de ogenschijnlijke sleur van het leven van Johanna en Martha. Klagen in bloemrijke taal komt niet serieus over. Elke keer die liefkozende woorden voor elkaar wordt te zoet en irreëel. Naarmate je meer bladzijden omslaat, hoe meer de woorden hun kracht verliezen door herhaling en ebt de magie langzaam weg uit het boek. Hoe mooi ook bijvoorbeeld het Zwarte Woud in al zijn seizoenen wordt beschreven door Johanna en het druilerige weer van Frankfurt door Martha.

Het is niet vaak dat ik het lezen in een boek staak, maar verder doorbladerend vond ik geen omslag, ook al gebeurde er nogal wat ingrijpende dingen. Deze begaafde schrijfster zou toch iets meer moeten doen aan drama. Daar schort het aan. Dus slapen doen we later gaat helaas niet op voor dit boek. Hoe verder in het best wel dikke boek, hoe meer je moeite moet doen om wakker te blijven.

Zsuzsu Bánk – Slapen doen we later (Schlafen werden wir später, vert. Irene Dirkes en Lucienne Pruijs), Nieuw Amsterdam 2020

Leeslinks:
Van dezelfde schrijfster:
De zwemmer
Brieven kunnen wel degelijk dramatisch zijn:
Yasushi Inoue – Het jachtgeweer
De eerste roman met e-mails:
Matt Beaumont – Check mail
Een onderhoudend boek over brieven:
Denis Thériault – De eenzame postbode