Hoe overleef ik Richard Parker?
Verfrissende roman uit Canada over de schipbreuk van een Indiaas jongetje met Bengaalse tijger.
Piscine Molitor Patel, afgekort als Pi, woont in Pondicherry, India, waar zijn vader een dierentuin heeft. Pi, van huis uit hindoe, hoewel zijn ouders eigenlijk in niets geloven, wordt Christen nadat hij kennis heeft gemaakt met de kerk van Jezus en als hij ook nog een mohammedaan ontmoet, wil hij per se een bidkleedje. Het praktiseren van drie godsdiensten heeft hem misschien geluk gebracht. Wanneer het schip vergaat, waarmee de familie Patel en de halve dierentuin gaan emigreren naar Canada, komt Pi als een van de weinige in een reddingssloep terecht. Pas later daagt het hem waarom matrozen hem in de sloep hebben gegooid zonder er zelf achteraan te springen: hij moet de boot delen met een gevlekte hyena én een gewonde zebra. Alsof die dieren niet genoeg zijn komt even later ook nog Richard Parker aan boord, een Bengaalse tijger van enorme afmetingen, en tenslotte Jus D’Orange, een orang-oetan die zich via een vlot van bananen naar de reddingssloep heeft weten te bewegen.
Het duurt niet lang of de gevaarlijke dieren maken korte metten met elkaar. Dan is Pi als enige prooi over voor de machtige tijger. Maar Pi is niet voor niets de zoon van een dierentuindirecteur. Hij weet hoe hij wilde dieren de baas kan blijven, hoewel dat op een kleine sloep, die moederziel alleen in het midden van een enorme oceaan drijft, omgeven door bloeddorstige haaien, geen makkelijke opgave blijkt.
Het verhaal over Pi en zijn schipbreuk kwam reeds in 2003 uit in Nederland en was, net als in andere landen, zo’n succes dat er binnen een jaar al een vijfde druk verscheen. Het boek won met gemak de Engelse Man Booker Prize 2002 en betekende voor de uit Canada komende schrijver een doorbraak in zijn literaire loopbaan. Het is niet verwonderlijk dat dit verhaal zoveel mensen aanspreekt: avontuur en wilde dieren, humor en originaliteit in een zeer aansprekende schrijfstijl.
Natuurlijk doet het thema je meteen aan Robinson Crusoë denken. Maar Het leven van Pi is toch ietsje anders en met veel meer humor. Stel je je Pi’s situatie maar voor: alleen op een grote oceaan in een zeer beperkte leefruimte die je moet delen met een levensgevaarlijke tijger. Het boek is dan ook niet alleen een verhaal over een schipbreuk, maar ook het verhaal hoe je een tijger kunt overleven. Sterker nog, hoe je én zelf kunt overleven én een Bengaalse koning van het oerwoud kunt laten overleven.
Met de nodige humor en fantasie vertelt de schrijver hoe Pi het allemaal voor elkaar krijgt. Niet alleen het verhaal, maar ook hoe zo’n krankzinnig verhaal uiteindelijk wordt ontvangen wanneer Pi weer onder de mensen komt.
Wanneer er mensen van de Japanse firma van het vrachtschip hem komen ondervragen over hoe de scheepsramp plaatsvond, willen deze vertegenwoordigers niet geloven dat Pi 227 dagen in het gezelschap van een Bengaalse tijger in een reddingssloep op de oceaan heeft rondgedobberd. Net als het merkwaardige verhaal over het groene eiland met stokstaartjes erg ongeloofwaardig klinkt. Daarom vertelt Pi ze een variant van de schipbreuk, een verhaal zonder dieren, dat echter nog gruwelijker klinkt als het eerste verhaal. Dan begin je net als de Japanners ook een beetje te twijfelen aan de ware toedracht van Pi’s overleving.
Zo krijgt het boek uiteindelijk meerdere lagen en sta je bijna in de startblokken om alles weer helemaal opnieuw te gaan lezen. Het is een briljant verhaal, goed geschreven en zeer leerzaam voor schipbreukelingen.
Yann Martel – Het leven van Pi (Life of Pi, vert. Gerda Baardman en Tjadine Stheeman), Bert Bakker, 2003
Leeslinks
Klassieke schipbreukverhalen:
William Golding – Heer der Vliegen
Daniel Defoe – Robinson Crusoe
Overleven op een onbewoond eiland:
John Treherne – Het roestvrije paradijs
Een humorvolle roman met gevaarlijke dieren:
Robert Sedlack – Afrikaans safaridagboek
Over een circushond:
Ludovic Roubaudi – Circusmannen