Malika Mokeddem – De blauwe mensen

Vrijheidsstrijd in de woestijn

Semi-autobiografisch verhaal over Algerijns meisje dat vecht voor haar onderwijs.

Leïla was het kleinkind van Zohra, een vrouw van de woestijn vol donkergroene tatoeages. Ze stamde af van beroemde nomaden: het Blauwe Volk. Zohra’s broer was de legendarische Bouhaloufa, de rebel, die meer wilde dan alleen door de woestijn trekken: hij vestigde zich in Marokko, in Oujd.

Leïla groeide onbezorgd op in een klein huisje aan de zandduinen. Haar vader was de beheerder van een waterput en de familie had een eigen tuintje en was gelukkig. Maar donkere politieke wolken pakten steeds verder samen: het geharrewar tussen de Fransen en de Algerijnen liep uit op een steeds strengere samenleving en de FLN, de partij voor een vrij Algerije, begon steeds actiever te worden.

Op een dag kwam tante Saâdia op bezoek. Ze rookte, kwam met een taxi en leek een vrouw van de wereld. Leïla was vol bewondering: eindelijk een vrouw die anders was als de andere onderworpen vrouwen om haar heen, behalve haar grootmoeder dan.

Gesteund door Zohra en haar oom Khellil mocht Leïla als een van de weinige Algerijnse kinderen naar school, waar ze, omgeven door veel Franse kinderen, een wereld leerde kennen die hemelsbreed verschilde van haar thuis. Haar zucht naar kennis en onderwijs werd later bedreigd door Algerijnen die vonden dat er steeds meer volgens de letter van de Koran moest worden geleefd, waarvan vooral vrouwen dupe werden: ze moesten een sluier moeten dragen en konden niet meer alleen uit, behalve in gezelschap van hun man of broer.

Dankzij die ooit Franse inmenging groeide Leïla uit tot een zelfstandige vrouw. Werd ze niet al ter wereld geholpen door een Franse vroedvrouw die, ondanks de teleurstelling om een meisje, de traditionele klakkende monden wakker maakte om een gebeurtenis te vieren? Vervolgens is het Leïla’s eerste Franse onderwijzeres die haar waarschuwt: ‘onderwijs is de beste redding die je kunt hebben’ en een andere Franse onderwijzeres weet haar naar de middelbare school in Béchar te krijgen. Dan heeft ze haar basis van de Franse cultuur al te pakken en begrijpt ze niet veel van de Algerijnse vrijheidsstrijd die alle buitenlanders het land uit willen hebben. Gedurende haar hele leven werd niet alleen zij, maar ook haar hele familie van tijd tot tijd geholpen door Fransen die hun hart hadden verpand aan dit Arabische woestijnland. Zelfs haar Joodse vriendinnetje, wiens moeder bijna niet verschilde van andere Arabische vrouwen, trok samen met de Pieds Noir (Fransen die al lange tijd in Algerije woonden) het land uit.

Door haar ogen maken we het drama van deze geschiedenis mee: eerst de terreur van de Franse soldaten, vervolgens de Vreemdelingen-exodus en tenslotte de terreur van de Koran-fanatiekelingen.

Als geen ander weet Mokeddem de woestijn beeldend te beschrijven: waar wij denken aan gewone zandduinen, kleurt zij ze in bijna poëtische woorden in met rijke kleurschakeringen, geluiden, magische zonsondergangen. Ook het Algerijnse leven wordt prachtig uit de doeken gedaan: niet alleen de politiek, maar ook het dagelijks leven, de eerste radio, de eerste airconditioner. Ze zet karikaturen van personen neer zoals haar moeder Yamina, of de rebelse Saâdia en de moeder van haar Joodse vriendinnetje. Als een echte Afrikaanse weet ze je de geuren van haar land doen ruiken, de hitte voelen, het zand dat overal tussenkomt. Weet ze je de geheimen van het youyoulen (een soort zang van klakken met de mond) uit te leggen, krijg je trek in couscous, of in dadels die daar aan de bomen hangen. Haar boek is tegelijk een aanklacht als een lofzang op Algerije.

Net zoals de Algerijnse schrijfster stamt Leïla af van een nomadenstam (de blauwe mensen): door hun voortdurende reizen door de woestijn, oorlogen omzeilend, grenzen negerend, zijn ze een soort symbool van de vrijheid. Toch ziet Leïla ook wel in dat dit volk van haar voorvaderen tradities met zich meevoert waar zij niet helemaal meer in past. Daarom de symboliek: haar tocht is een zoektocht naar kennis, wat haar ook over allerlei grenzen zal leiden. In beweging zijn is noodzakelijk om te leven, net zoals voor de nomaden.

Mokeddem weet de thema’s identiteit, vrouwenrechten en vrijheid op ontroerende manier samen te vlechten. Ze studeerde medicijnen in Parijs en woonde later in Montpellier waar ze behalve arts ook schrijfster is. Dit is haar eerste roman, maar in Nederland verschenen al eerder Dromen en moordenaars en Yasmine, of het tijdperk van de sprinkhanen. De blauwe mensen is niet alleen een boek dat meer inzicht geeft in de Algerijnse burgeroorlog, het is ook een meeslepend verhaal over de moeilijke positie van moslimvrouwen in een strenge moslimstaat. Maar bovenal is het een hartstochtelijk beeld van een land waar het ooit goed leven was.

Malika Mokeddem – De blauwe mensen (Les Hommes qui marchent), De Geus, 2002

Leestips
Van dezelfde schrijfster:
Een vrouwelijke odysseus, N’zid
Nog meer over Algerije:
Tahar Djaout – De wachters
Assia Djebar – Het verloren woord
Assia Djebar – De verdwenen vrouw
Yasmina Khadra – Wat de dag verschuldigd is aan de nacht