Ik ontplof! Ik ontplof!
De doden van een kleine Ierse gemeenschap staan elkaar onder de grond net zo goed naar het leven.
Ik ben begonnen in Georges Saunders roman Lincoln in de Bardo: over Lincolns zoontje Willie die stierf en het verdriet dat deze Amerikaanse president erover had. Niet alleen de overlevenden, maar een hele gemeenschap dode zielen op het kerkhof bemoeit zich ermee. Echter, na een aantal pagina’s vond ik het niet echt interessant en herinnerde me een andere roman, waarin ik niet zo heel lang geleden ook las en stopte: Onder de zoden van Maírtín Ó Cadhain.
Waarom ik stopte, weet ik niet. Misschien was het moeilijk de uitroepen te volgen van de vele personages, of de voluit geschreven namen te onthouden en zodoende moeilijk in het verhaal te komen. Maar ik sloeg het boek opnieuw open en raakte gecharmeerd door de schallende stemmen onder de koude grond. Dit Ierse kerkhof klinkt een stuk leuker dan zijn Amerikaanse variant, waarin weliswaar kwinkslagen werden gegeven, maar lang niet zo brutaal en recht-voor-de-raap zoals de begraven Ierse dorpsbewoners, die krachtig fulmineren tegen elkaar en de levenden boven hun hoofden. Ze klagen over hun graven, halen herinneringen op en blijven hun ruzies gewoon voortzetten, alsof ze helemaal niet op het kerkhof liggen. Een heerlijke satire op een kleine Ierse gemeenschap.
Caitríona van kleine Pádraig heeft de luidste stem in het verhaal. Ze stort zich op iedere nieuwe dode om te weten hoe het er boven aan toe gaat; soms stort een nieuwe dode zich op haar, wanneer deze boven haar wordt begraven en Caitríona het gehele kerkhof bij elkaar vloekt omdat haar kruis er nog niet is. Ze is laaiend wanneer ze hoort dat het haar zus Nell goed gaat en dat ze zelfs een straat laat aanleggen naar haar huis. Ze verbijt zich wanneer ze hoort dat haar gehate schoondochter, dochter van Nóra van de Vieze Voeten (tegen wie ze op het kerkhof het meest van leer trekt), Nell is aangevlogen. Dat had ze nooit gedacht. Ze wacht op het nieuws dat haar zoon Pádraig een kruis op haar graf zet, dan kan ze rust hebben. Ze wil weten aan wie haar in Amerika wonende zus Baba haar geld achterlaat: aan Nell of aan haar zoon. Maar het ergste wat ze op dat kerkhof doen is elkaar afzeiken.
Terwijl de Tweede Oorlog op zijn einde loopt, het dorp langzaam moderniseert, met auto’s, bestrate wegen, stenen huizen met daken van lei, terwijl de weilanden van de doden worden herverdeeld en de plannen voor kruisen op de graven telkens worden uitgesteld, kunnen zij van het oude dorp, het oude leven, zij die al onder de zoden liggen, dicht op elkaar, eeuwenlang ruziemaken over hun schulden, plichten, beloftes en haatgevoelens.
De Ierse schrijver Ó Cadhain is dicht bij zijn leest gebleven. Aan algemeen beschaafd Iers had hij een hekel en schreef deze roman dan ook in de spreektaal van Conmara, de streek waar de doden zo tekeer gaan. De vertaler Alex Hijmans moet er een hele klus aan hebben gehad om alle verwensingen en zoetgevooisde praatjes te vertalen.
Dit verhaal over een oud, arm Iers dorp is een bijzonder vermakelijk boek geworden. Soms is het wat moeilijk om alle personages uit elkaar te houden (gelukkig is er een lijst met personages), de verhaallijn met veel herhalingen stapt wat traag voort, maar die houden je bij de les. Het is niet een boek om een-twee-drie uit te lezen.
Lees hoe levenloze zielen elkaar naar het leven staan, terwijl boven de grond het leven gewoon doorgaat. Lincoln in de Bardo heb ik nooit uitgelezen.
Maírtín Ó Cadhain – Onder de zoden (Cré na Cille, vert. Alex Hijmans), Bananafish 2017
Leestips
Over een andere begraven gemeenschap:
Robert Seethaler – Het veld
George Saunders – Lincoln in de bardo
Nog een Ierse ‘kerkhof-roman’:
Seumas O’Kelly – Het gaf van de wever
Van een Engelse geestverwand:
Barry Hines – Kes
Caradog Prichard – In de maneschijn
Van dezelfde uitgeverij:
Michael Muhammad Knight – Taqwacore
Olja Savičević– Vaarwel, Cowboy
Flannery O’Connor – Wijs bloed
Yasushi Inoue – Het jachtgeweer