J.M. Coetzee – Wachten op de barbaren

God of een gek

Zuid-Afrikaanse roman over een Magistraat die het met zijn Staat niet eens is over barbaren.

De Magistraat zit zijn leven uit in een grensstadje ver van de hoofdstad. Het is rustig in zijn stadje, ondanks dat buiten de muren barbaren leven die af en toe aan de poorten staan om handel te drijven.

Zijn rustige leventje wordt verstoord wanneer van het ‘Derde Bureau’ Kolonel Joll naar het grensstadje wordt gestuurd. Hij beweert dat de barbaren een aanval op de Staat voorbereiden en is gestuurd om polshoogte te nemen. Wanneer hij terugkomt van een expeditie heeft hij gevangenen bij zich: simpele mannen, vrouwen en kinderen die in een kamertje worden gegooid en hardhandig worden ondervraagd.

De Magistraat schaamt zich voor dit gedrag, heeft medelijden met de gevangenen maar kan niets doen. Wanneer de kolonel weer weg is laat hij de gevangenen vrij, maar er is een meisje dat in de stad blijft hangen. Haar voeten zijn gebroken, haar ogen blind gemaakt.

De Magistraat neemt het meisje op in zijn eenpersoonshuishouding. Het kan hem niet schelen wat de mensen van hem denken dat hij met een barbarenmeisje samenwoont. Later zal hij beslissen haar terug te brengen naar haar volk.

De Staat is echter niet blij met zijn omgang met de vijand. Een legerdetachement wordt in het stadje gelegerd en de jacht is geopend op de barbaren. De Magistraat wordt gevangen gezet, maar blijft ondanks de barre omstandigheden protesteren dat hij niets verkeerd heeft gedaan.

Mooie roman over de macht van een staat. J.M. Coetzee, zelf een inwoner van het vroeger door apartheid geplaagde Zuid-Afrika, kent heel goed het wel en wee van de macht. De vraag die in deze roman opkomt is: hoe stel je je als individuele persoon op in een wereld waar kwaad wordt gedaan. De Magistraat in het verhaal gaat door dik en dun om bij zijn meningen te blijven. Als hij een moment van zwakheid heeft vindt hij zichzelf een verrader.

De Magistraat is ervan overtuigd dat de barbaren een onschuldig volk zijn. Zeker de gevangenen die worden opgebracht. Hij begrijpt niet waarom de Staat een oorlog tegen ze uitlokt. Het einde van het liedje is dan ook dat in zijn eens zo rustige stadje nu de soldaten huishouden als waren zij de barbaren.

De al wat oude Magistraat staat machteloos tegenover het geweld van de jonge ambitieuze legerhoofden die naar zijn stadje worden gestuurd. Maar zij zijn de vertegenwoordigers uit een hoofdstad waar hij al heel lang niet meer is geweest. Hij leeft zijn rustige leventje in een ommuurde grensstad en weet wat hij van de barbaren kan verwachten. Deze kennis wordt tegen hem gebruikt en hij wordt als een verrader van de Staat opgesloten. De bewoners van het stadje worden geterroriseerd door de soldaten en durven hem niet meer aan te kijken, laat staan bij te vallen. Zo doolt de Magistraat een tijdje als een dorpsgek door het stadje. Tot de soldaten genoeg hebben van een oorlog die blijkbaar alleen tegen de elementen en een onzichtbare vijand moet worden gevoerd. Ze taaien af en de Magistraat neemt zijn leventje weer op.

De Magistraat gaat zelfs zover in zijn schuldgevoelens dat hij niet goed weet welke houding hij aan moet nemen wanneer hij het barbarenmeisje in huis neemt. Zijn lusten durft hij haar niet te tonen. Tederheid en medelijden, is dat wel een juist gedrag? Tenslotte brengt hij haar onder barre omstandigheden terug naar haar volk. De meegenomen soldaten moeten lijden op deze tocht, wat hem niet in dank wordt afgenomen omdat ze onder het mom van een diplomatieke reis uiteindelijk slechts een barbarenmeisje terugbrengen. De Magistraat realiseert zich dat hij hier macht heeft uitgeoefend voor zijn eigen zielenrust. Zo is het boek niet een simpel verhaal over macht, maar heeft het vele punten waarin de lezer een beroep moet doen op zijn eigen integriteit. Het verhaal is mooi en sterk geschreven.

De imaginaire Staat uit Wachten op de barbaren heeft eerder iets weg van een Russisch steppenland, maar dat met het bestuur van de Staat de vroegere apartheidsstaat van Zuid-Afrika wordt bedoeld staat buiten kijf. In 1982, toen deze roman uitkwam, kon Coetzee alleen nog maar dromen dat zijn ‘barbaren’ tot de staat toe mochten treden. Nu leven de ‘barbaren’ in de nieuwe staat van Zuid-Afrika en blijkt het grootste leed vroeger uitgevoerd te zijn door het leger van de Staat.

Coetzee’s laatste romans zijn van autobiografische aard. Hoewel ook daarin doorschijnt dat de mens zijn hele leven lang een innerlijke strijd moet voeren.

J.M. Coetzee – Wachten op de barbaren (Waiting for the barbarians, vert. Peter Bergsma) Cossee, 2002

Leestips
Van dezelfde schrijver:
De oude vrouw en de katten
De Pool
Portet van een jongeman
Dierenleven
Zuid-Afrika:
André Brink – Zandkastelen
Gillian Slovo – Rood stof
Nadine Gordimer – Word wakker
Over een kolonel met specialiteit martelen:
Émilienne Malfatto – De kolonel slaapt niet
Afrika:
Ahmadou Kourouma – Monné schande en smaad
Wachten op de vijand:
Dino Buzatti – De woestijn van de Tartaren
Wanneer het volk barbaars wordt:
Jonas Lüscher – Het voorjaar van de barbaren