‘Ik vertrek’, ‘Wij emigreren’ en ‘Vaarwel Nederland’ zijn populaire tv-programma’s over Nederlanders, die de knoop hebben doorgehakt om een nieuw bestaan in het buitenland te verwezenlijken. Veel mensen hebben de droom om het drukke Nederland te verlaten, velen durven de stap echter niet te zetten. Misschien dat de corona-crisis ze dat extra zetje kan geven.
Er is genoeg literatuur te vinden over mensen die een nieuw bestaan opbouwen in den vreemde, vooral over de regelmatig hilarische perikelen rondom een te verbouwen huis:
Cathy Lewin doet in Water bij de ouzo een warm verslag van haar gevecht om een oud huis op het Griekse eilandje Kithera te restaureren.
Er zijn ook schrijvers die er op uit trekken om inspiratie op te doen in verre landen:
In Nachtbus naar Andalusië van Eugen Ruge maken we kennis met een Duitse schrijver die is neergestreken in een Spaans kustplaatsje, in het seizoen dat er geen toeristen zijn. Het leidt tot bezinning en een gevecht tegen de eenzaamheid.
Bart Koubaa laat in Een goede vriend een vertaler logeren in een appartement in een Portugese badplaats, waar ook het toeristenseizoen nog niet is begonnen. Hij jaagt de herinneringen na van een overleden vriend, waarbij Koubaa de letteren behoorlijk laat spetteren.
Het eiland van het tweede gezicht is een meesterwerk van de Duitse schrijver Albert Vigoleis Thelen, die zijn onverbloemde meningen op bijzonder amusante wijze aan de man weet te brengen over zijn verblijf op het Spaanse eiland Mallorca in de jaren ’30.
Sommige mensen zoeken met opzet een baan in het buitenland:
Zoals Bor die een baan aanvaart bij de Nederlandse ambassade in een (gefantaseerd) Afrikaans land, waar hij hoopt Afrika te leren kennen, maar verzandt in de diplomatie: Bor in Afrika van Richard Osinga.
In De geesten van Yves Petri aanvaardt een man een baan bij een NGO in een Afrikaans land vol conflicten. Hij komt als een ander mens terug in België.
En dan zijn er mensen die vertrekken om dromen of avonturen na te jagen:
In Pooldrift van David Mulder verlaat een man van de ene op de andere dag zijn hoogzwangere vrouw, vertelt ook niets aan zijn moeder, en probeert op de Spaanse stranden te overleven. Maar van lucht en zee alleen kun je niet leven.
De zoete haven van John Lanchester is een ode aan het fascinerende Hong Kong, waar westerse expats elkaar hebben gevonden. Een bescheiden verhaal, echter vol historische feiten en verhalen.
Arthur Phillips heeft Praag niet verward met Boedapest, waar het verhaal getiteld Praag speelt. Over Amerikaanse expats die hopen op de plek te zijn waar het allemaal gebeurt, maar toch denken dat Praag beter was geweest.
Kinderen van emigranten kunnen vaak terugkijken op een speciale kindertijd:
Alexandra Fuller schreef een hartstochtelijk stuk autobiografie over haar avontuurlijke jeugd in Afrika, met ouders die zo gek op dit continent waren dat ze zelfs geen oorlog uit de weg gingen: We gaan niet naar de hel vannacht.
Nu de Amerikaanse Rachel Manija Brown haar jeugd heeft kunnen verwerken, heeft ze een hilarische stijl gevonden om haar droeve kinderjaren in een Indiase ashram te beschrijven: Alle vissen gaan op stok
Tenslotte nog een meesterwerk over een Amerikaanse predikant, die met vrouw en vier dochters afreist naar de Belgische Kongo om daar zieltjes te winnen. De vrouwen komen aan het woord over de desastreuze gevolgen van het eigenwijze gepreek van hun echtgenoot cq vader: Barbara Kingsolver – De gifhouten bijbel