Guzel Jachina – Wolgakinderen

Sprookjes van de Sovjet-Duitsers

De geschiedenis van een Duits dorp langs de Wolga in Rusland.

Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne van Marina Lewycka is een heerlijk luchtig boek over een Russisch vluchtelingengezin in Engeland. De wonderlijke titel is de naam van het verhaal waaraan de vader werkt, een welgestelde boer uit de Oekraïne (indertijd Rusland) die onder het bewind van Stalin tijdens de zuiveringen van o.a. koelakken (zelfstandige boeren) de Oekraïne wist te ontvluchten.

Het verhaal gaat helemaal niet over tractoren, net zomin als het prachtigeWolgakinderen dat als hoofdthema heeft. Toch word je door het lezen van Wolgakinderen wel iets wijzer over de geschiedenis van de tractor in Rusland. En je leert nog heel veel meer dingen uit de donkere spelonken van de Russische geschiedenis, zoals de uitroeiing van de koelakken.

Marina Lewycka heeft deze niet zo bekende geschiedenis willen aanstippen met haar boek, de serieuze zaken echter verborgen onder een flinke laag hilariteit. Ook de Russische schrijfster Guzel Jachina heeft de geschiedenis bedekt die zij wilde beschrijven. Daarvoor heeft ze een kleurrijke mantel van sprookjes gecreëerd, want Bach, door wiens ogen we de geschiedenis volgen van de Rusland-Duitsers (of Wolgaduitsers) in het dorp Gnadenthal aan de Wolga, is allesbehalve een gewone man. Niet alleen een groot schrijver van sprookjes, maar zijn lotgevallen passen ook perfect in zo’n verhaal beginnend met “Er was eens…”

Het was Catherina de Grote die duizenden Duitsers naar de Wolga lokte, waar zoveel vruchtbaar land lag dat de boeren niet konden worden aangesleept. Ze mochten hun eigen taal en tradities behouden en begonnen zo aan de ontginning van heel wat velden langs de beroemde Wolga. De Wolgaduitsers leefden gelukkig, maar niet zo erg lang, want de Russische overheid nam weldra beduidend minder gastvrije maatregelen.

In plaats van alle narigheid te beschrijven, die revolutie, oorlogen en zuiveringen met zich meebrengen, heeft Jachina ervoor gekozen om die angstige geschiedenisjaren vanaf een afstand te volgen. En wel vanaf de andere oever van de Wolga van waar Gnadenthal ligt, waar een eenzame boerenhoeve de spil van de roman wordt.

Er was eens een leraar in Gnadenthal: Jakob Ivanovitsj Bach. Op een dag kreeg hij een uitnodiging om de dochter van een boer op een afgelegen hoeve les te geven. De nog jonge Klara Grimm is in alle eenzaamheid opgegroeid en heeft totaal geen weet van de rest van de wereld. Aan Bach de taak om haar fatsoenlijk Duits te leren en zodoende ook de wereld voor haar te openen. Het is natuurlijk makkelijk om te raden wat er gebeurt: Bach wordt verliefd op Klara. Klara’s vader echter wil terug naar Duitsland verhuizen en zo verdwijnt deze boerendeerne even uit zicht. Niet voor lang, want ook Klara is aangestoken door de liefde en staat na een tijdje vol tranen, opeens op de stoep bij Bach in Gnadenthal. Het keurige dorp is echter ontzet omdat een jonge meid bij de schoolleraar intrekt en pesten als het ware het stel het dorp uit. Bach en Klara roeien de Wolga over, naar de boerderij waar Klara is opgegroeid en leiden daar een gelukkig leven. Totdat…

Het is een meeslepend verhaal waarin Bach eindeloos op en neer blijft varen van de ene naar de andere oever. Er was een tijd dat hij jaren niet in Gnadenthal kwam, maar later heeft hij het dorp toch nodig en beziet met lede ogen hoe het eens zo welvarende dorp er flink van langs krijgt door de geschiedenis. Soms zelfs lijkt het er op dat Bach de geschiedenisschrijver zelf is.

Zo leest dit lijvige boek vol historie als een groot Russisch sprookje. Over de Wolgaduitsers, maar ook over de langste rivier van Europa, die dan weer sprankelt in de lente, dan weer dichtvriest in de winter, een eeuwige waterloop die het machtige Rusland als een zelfstandige ziel doorkruist en ook de ereplaats in het boek heeft bemachtigd. Over een meisje dat opgroeit met haar stomme vader en hierdoor de taal niet machtig is en geen weet heeft in wat voor een wereld de boerderij ligt waar ze opgroeit, laat staan dat ze iets van de geschiedenis meekrijgt. Het is het verhaal over een vader die zijn dochter veilig in alle eenzaamheid opvoedt, maar twijfelt of ze toch niet tussen de mensen zou behoren te zijn. Het is deze ontroerende verhaallijn die je meer in de greep houdt dan het lot van het dorp.

Jachina is gul met haar woorden en de beeldende taal die zoveel jaren moeten beschrijven. Je nestelt je in de boerderij, je proeft het schuim dat van de golven komt die de Wolga maar al te vaak over haar oppervlakte jaagt, je voelt de lente met al haar ontspruitend groen, je proeft de frisse appels uit de boomgaard en voelt de weldadige warmte wanneer de kachel weer wordt aangestoken. Maar ook heeft Jachina intermezzo’s aangedurfd, waarin we de geschiedenis even vanuit een ander en historisch perspectief zien: over de Leider, zijn waanzin en zijn macht.

Dit boek blinkt uit in schoonheid en is behalve een sprookje een geschiedenisles over een niet al te bekende groep mensen, in een tijd waarin heel wat mensen omkwamen door geweld of door honger. Na de nodige narigheid en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie mochten de Wolgaduitsers eindelijk terug naar Duitsland. Tussen 1990 en 1995 keerden 200.000 van hen met hun gezin terug naar de Heimat. In de laatste pagina’s staat beschreven hoe het Bach in realiteit uiteindelijk is vergaan, en ook over hoe het met zijn kleindochter Anna en het snotjoch Vasjka is afgelopen. De echte geschiedenis had deels een sprookjeseinde: en ze leefden nog lang en gelukkig.

Guzel Jachina – Wolgakinderen (Deti moi, vert. Arthur Langeveld), Querido 2020

Leestips
Russische immigranten:
Marina Lewycka – Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne
Zuiveringen en verdwijningen in Rusland:
Anthony Marra – De tsaar van liefde en techno
Over de Russische ziel:
Dmitri Bakin – Redenen om te leven
Van Duits bloed:
Slobodan Snajder – De reparatie van de wereld
Ulla Lenze – De drie levens van Josef Klein
Over een Amerikaanse gemeenschap die werd verdreven:
Paul Harding – Dit andere paradijs