Schitterend triest
Amerikaanse roman over de zelfkant van het leven in Knoxville anno 1951.
Ik ben een grote fan van Cormac McCarthy. Hij pakt je als schrijver bij de lurven en laat niet los. Het vreemde is echter dat je niet bepaald gelukkig van zijn boeken wordt, behalve dan tijdens het lezen, wanneer je geniet van zijn stijl.
De eerste roman die ik van McCarthy las, was Geen land voor oude mannen waarin buitensporig veel geweld voorkomt, waar ik helemaal niet van houd. Maar toch had verhaal iets zo krachtigs over zich, dat ik het boek tot de laatste letter uitlas. Zijn tweede boek De weg gaat over een totaal ander onderwerp, waar je ook al niet vrolijk van wordt: het einde van onze wereld. Bovendien wist McCarthy dit verhaal zo angstaanjagend maar bloedmooi te schrijven, dat dit boek ook tot de laatste snik werd uitgelezen en ik een fan van hem werd.
Het derde werk dat ik van hem las, was De grenstrilogie, bestaande uit drie boeken over jongemannen die te paard aan de zwerf gaan door Mexico. Deze keer geen buitensporig geweld of doemdenken over de wereld, want alhoewel een zwaar leven, is het vooral de prachtige natuur, stiltes en paarden die hier een hoofdrol in spelen.
En dan is er nu een ouder werk van McCarthy in het Nederlands vertaald, een boek dat al werd geschreven en gepubliceerd (1979) vóór bovengenoemde romans. Het is wederom een verbijsterend boek, want het is zo prachtig geschreven, maar het onderwerp is zo zwart…
Cornelius Suttree, een beetje de alter ego van McCarthy, woont op een bouwvallige woonboot op de Tennessee rivier, even buiten Knoxville, waar hij in leven probeert te blijven door een bescheiden vissersbestaan. Hij is beter af dan het merendeel van zijn vrienden en kennissen, die vaak aan nog lagere wal zijn geraakt, meestal door drankproblemen. Ook Suttree is niet vies van de fles, maar na elk desastreus afgelopen drinkgelag, waarin mensen soms in de bak belanden, is hij ervan overtuigd dat hij ermee moet stoppen. Het zijn dan ook vaak van die enorme braspartijen, waarbij flessen rondgaan met zelfgestookt vergif en de drinkers behoorlijk uit hun dak gaan.
Suttree probeert zijn hoofd boven water te houden, te midden van kleine criminelen, lichtelijk gehandicapte mensen, outsiders en illegale kroegbazen, die hij, wanneer mogelijk, ook een beetje helpt. Zijn meest zorgwekkende protégé is de jonge Gene Harrogate die hij in een werkkamp leerde kennen en die vastbesloten is om in één grote slag stinkend rijk te worden. De plannen die hij hiervoor maakt, zijn meestal hilarisch en de afloop kan iedereen van te voren raden. De ongrijpbare Harrogate danst als een vrolijke noot door het verhaal en dat heeft het nodig, want wanneer we McCarthy’s schrijven over de Tennessee en Knoxville mogen geloven, dan is alles er smerig, zwart en uitzichtloos. De beschrijvingen van de rivier waarop Suttree leeft zijn tegelijk zo mooi en zo vies, dat je je afvraagt hoe er nog vissen in dat water kunnen zwemmen.
Maar ondanks alle narigheid en smerigheid lezen we door. Niet alleen omdat Suttree best een sympathiek figuur is, maar ook omdat de beeldende woorden van McCarthy je in een greep houden, waardoor het boek dichtslaan onmogelijk is. Tja, en eigenlijk wil je ook dat het Suttree eindelijk eens voor de wind gaat. Wat er soms op lijkt, wanneer hij liefde vindt bij een jonge dochter van een predikant die hij helpt te overleven, of bij een hoer die geld als water verdient.
Suttree is een van McCarthy’s grootste werken, waaraan hij 20 jaar heeft gewerkt. Hij rekent erin af met zijn jeugd en de stad waarin hij opgroeide. Het is geen al te mooi portret; je hebt het idee dat de gehele stad uit haveloze huizen en oneerlijke huurbazen bestond. Maar gelukkig zijn er fans van het boek die een en ander een beetje hebben uitgezocht: in Searching for Suttree krijgen we beeld bij veel plekken uit de roman.
Hoewel ik een beetje triest werd van alle mistroostigheid die McCarthy beschrijft in Suttree, was het toch weer een feest om het boek te lezen. McCarthy weet een zekere kracht in zijn woorden te leggen, die zelfs alle viezigheid en uitzichtloosheid kleur geven in een boek, waarin het tempo laag ligt, maar de zinnen uitgerold over de pagina’s soms de poëzie raken.
Cormac McCarthy – Suttree (Suttree, vert. Harrie Lemmens), De Arbeiderspers 2014.
Leestips
Van dezelfde schrijver:
Stella Maris
De passagier
De grenstrilogie
Geen land voor oude mannen
De weg
Meridiaan van bloed
Net zo zwart, drankzuchtig en uitzichtloos, maar mooi:
Fernanda Melchor – Orkaanseizoen
Over de zelfkant van het Amerikaanse leven:
Russell Banks – Huid
Bill Cheng – Als de hond het spoor kruist
John Fante – Vraag het aan het stof
Smith Henderson – Montana