Adembenemend
Oostenrijkse roman over twee Ierse broers die een onbekende top in de Himalaya beklimmen.
Christoph Ransmayr is helaas niet scheutig met zijn boeken. De vliegende berg is zijn vierde roman waarop zijn fans elf jaar hebben moeten wachten. Niet voor niets, want De vliegende berg is een staaltje vertelkunst, dat gerust als Ransmayrs beste boek mag worden beschouwd. Ook ik behoor tot de bewonderaars van Christoph Ransmayer sinds ik zijn eerste roman De verschrikkingen van het ijs (1984) heb gelezen, een verhaal over een tocht door het poolijs, verteld door een jonge scheepsjongen.
In 1988 volgde De laatste wereld, een prozaïsche vertelling over een zoektocht naar een verbannen dichter in de Romeinse tijd. Morbus Kitahara, dat in 1996 uitkwam, was weer een totaal ander verhaal: een fantasie verhaal over een dorpsjongen die leeft in een wereld die geregeerd wordt door Duitsland, dat de Tweede Wereldoorlog heeft gewonnen.
De vliegende berg opent weer een totaal nieuw universum voor de lezer die op zoek is naar een literair avontuur: van een eenzaam eiland aan de Ierse kust naar de onontdekte bergen in een verboden gebied hoog in de Tibetaanse Himalaya. Het verhaal gaat over twee Ierse broers, Liam en Rad, de ik-verteller.
Liam, de oudste broer, heeft zich teruggetrokken op Horse Island en naast zijn veehouderij is hij een fervent internetter die gefascineerd is door landmetingen, geologie en astrologie. Het is op internet dat hij de Phur-Ri ontdekt, een onbeklommen berg in de Himalaya. Hij weet zijn jongere broer over te halen de scheepvaart vaarwel te zeggen en bij hem te komen wonen. Rad is geen grote bergbeklimmer, Liam oefent met hem de kneepjes van het vak op de talloze rotshellingen op Horse Island, waar ze de schapen aan het schrikken maken door op de steilste plekken opeens omhoog uit de zee te schieten. Rad laat zich overhalen tot de reis naar Tibet, die Liam zorgvuldig voorbereidt, niet van plan zich te laten verrassen door de Chinezen die het berggebied van de Kham als verboden gebied beschouwen.
Het boek begint echter bij het einde:
“Ik stierf
6840 meter boven de zeespiegel
op de vierde mei van het jaar van het paard.”
Hoe deze zo goed voorbereide tocht toch eindigde in een tragedie, is een fantastisch verhaal over niet alleen de beklimming van een wereldreus, maar ook het verhaal over twee broers die onder leiding van hun ‘captain Daddy’ in hun jeugd al de Ierse bergen van onder tot boven leerden kennen.
Toen ik het boek de eerste maal opensloeg, werd ik verrast door de pagina’s met in versvorm gedrukte regels. Een roman in een soort versvorm? Ik lees geen poëzie en ik was dan ook bang om in deze roman te beginnen. Maar wat wil je na bovengenoemde openingszin? Ik begon en raakte meteen gegrepen door de ‘vliegende regelval’, zoals Ransmayr het zelf noemt, die voor een geweldig ritme in het boek zorgt. Uiteindelijk is het gewoon een roman die meer lucht tussen de regels heeft, wat beslist heel aangenaam leest.
Hoewel De vliegende berg helemaal geen ‘gewone’ roman is: Ransmayrs woorden, zinnen en wendingen zijn zo mooi, dat je bijna van poëzie kunt spreken.
En dan het verhaal over de twee broers. De oudste die zijn hart aan de wetenschap had verloren en tenslotte ook nog aan een berg. De jongste die zijn broer altijd als voorbeeld had gesteld en eerder het hart van zijn broer volgde dan zijn eigen hart. Tot hij in de Himalaya in het rijk van de Kham komt en Nyema ontmoet. En deze vliegende berg, de Phur-Ri, die, net zoals alle andere bergen volgens de overlevering van het Kham-volk, uit de sterren neer kwam zweven om dieren en mensen op aarde te beschermen en die op een dag net zo goed weer terug het firmament in kon vliegen.
Liam ontdekt de berg via internet: een Chinese piloot bewonderde de schoonheid van de Phur-Ri net voordat hij neerstortte. De vliegende berg zit vol verhalen en avonturen, pijnlijke jeugdherinneringen en beschrijvingen van een bloedstollende natuur.
Dit is niet het zoveelste verhaal over een tragische bergbeklimming en het is ook niet het verhaal van Ransmayrs vriend, de wereldberoemde bergbeklimmer Reinhold Messner, die in 1970 zijn broer verloor tijdens de beklimming van de Pakistaanse Nanga Parnat, wat tot op heden voor veel geruzie in de bergbeklimmerswereld zorgt over wat er echt is gebeurd.
De vliegende berg is een bevlogen stuk proza over de haat-liefde verhouding tussen twee broers, het is een verhaal over het verschil tussen het nuchtere Europa en een heel ver land met zijn eigen mythen en het is een jubelend loflied op het onweerstaanbare hooggebergte.
Met complimenten voor vertaalster Hilde Keteleer, die met haar Nederlands toch het magische ritme heeft weten te behouden en die door haar woordkeuzes weinig van het verhaal heeft laten gaan.
Christoph Ransmayr – De vliegende berg (Der fliegende Berg, vert. Hilde Keteleer), Prometheus, 2007
Leestips
Van dezelfde schrijver:
De sluismeester
De verschrikkingen van het ijs en de duisternis
De laatste wereld
Morbus Kitahara
Reisverslag over een trektocht door de Himalaya:
Paolo Cognetti – Zonder de top te bereiken
Over het bergbeklimmen:
Simon Mawer – De val
Liefde voor de bergen:
Paolo Cognetti – De acht bergen