Egyptische soap
Over het wel en wee van een Egyptische familie en een automobielclub.
De enige keer dat ik in Caïro was, durfde ik nauwelijks de straten over te steken. Die waren vol met de meest uiteenlopende, toeterende, gemotoriseerde voertuigen, waartussen ezels en wielrijders zich schreeuwend een weg zochten, verkeerslichten of zebrapaden negerend, te druk om wat meters vooruit te komen.
Nadat in 1885 de allereerste auto, een driewieler met viertaktmotor van Carl Benz, een Duitse straat opreed, was het in 1904 de beurt aan Caïro om de eerste auto te verwelkomen. Een jaar later waren er 110 auto’s in Caïro’s straten te bewonderen. Terwijl nu praktisch iedereen zich voortbeweegt in een gemotoriseerd voertuig, bleef dit vervoersmiddel lange tijd een luxe voor de elites. Vandaar dat er ook exclusieve clubs ontstonden, zoals de Royal Automobile Club of Egypt, die in 1924, na een eerdere valse start, haar deuren opende. Het was uiteraard een plek voor de rijken en machtigen van het land, die er bediend werden door een leger van armoedzaaiers.
Het verhaal van de Egyptische schrijver Alaa Al Aswani over deze beruchte club hinkt op twee benen: het is de geschiedenis van de familie Ga’far, die als verarmde landeigenaren naar de grote stad verhuisde én het is een metafoor waarbij de Automobiel Club staat voor het huidige, rommelende Egypte.
Het begin van het verhaal is wat verwarrend: het begint in Duitsland, bij Carl Benz, die de eerste auto heeft gebouwd. Vervolgens begeven we ons naar Caïro, waar het verhaal vaart begint te krijgen.
Alaa Al Aswani had zijn eerste grote literaire succes met het boek Het Yacoubian, een ironisch verhaal over een doorsnede van de moderne Egyptenaar. Ook in zijn nieuwste boek over de automobielclub is hij niet zuinig met kritiek op zijn medemens: boefjes, nietsnutten, machtswellustelingen en onderkruipers, we komen ze allemaal weer tegen.
Zo ook bij de familie Ga’far. Vroeger een man van status in zijn dorp, werkt vader Abd al-Aziez nu bij de Club om zijn familie te onderhouden. Zoon Sa’ied is egoïstisch en denkt alleen aan zichzelf, zoon Kamil is een vlijtige student, maar raakt verzeild bij een politieke verzetsgroep en komt ook in de club te werken, zoon Mahmoed is te lui om voor de duvel te dansen en verdient zijn geld liever bij rijke Engelse dames, terwijl dochter Salha, ook een ijverige studente, zich genoodzaakt voelt te trouwen.
De Automobiel Club is van een ander kaliber: die wordt geleid door de slimme Aboe, eigenlijk een ordinaire bediende, die zich echter heeft opgewerkt tot de rechterhand van de Koning en als een vorst neerziet op alle werknemers die in de Club werken. Hij regeert met ijzeren hand, alle misstappen of fouten worden meedogenloos gestraft en het is dan ook logisch dat zodra hij in de buurt komt, elke bediende siddert van angst. Helaas heeft Aboe niet het laatste woord over de Club: die is officieel toebedeeld aan de Engelsman Wright, die wanneer het nodig is, een plan van Abou kan doorkruisen.
De kracht van het verhaal ligt in de kleurrijke karakters die we tegenkomen en heeft veel weg van een korte soap die meerdere lijnen door het verhaal heeft lopen. Ook al heeft Al Aswani de neiging om iets te veel uit te weiden, het karakter bijvoorbeeld van Ga’fars’ buurvrouw Aisja, die zich niet geneert om de hele buurt te laten meegenieten van haar amoureuze kennis, zou je echt niet willen missen.
De verhalen lopen niet altijd even strak, maar de beeldvorming van het levendige Caïro in de jaren vijftig, toen de Engelsen zowel gehaat als vereerd werden, toen de koning de macht had je te breken of te belonen, is toch nog heel verleidelijk. De manier waarop het verhaal is opgebouwd, springend van persoon naar persoon, met cliffhangers aan het eind van de hoofdstukken, is onderhoudend en maakt het verhaal, hoe zwaar het onderwerp ook is, heerlijk lichtvoetig, als een zwierige tango. De bedienden van de club zijn karikaturen en het is makkelijk je voor te stellen dat in het huidige Egypte angst, haat, kruiperigheid, lafheid en moed een spannend partijtje schaak spelen. Eenvoudig handelen behoort tot de helden, die er nog maar weinig zijn.
Alaa Al Aswani – De Automobielclub van Caïro (Nadi as-sajjaraat, vert. Djûke Poppinga), De Geus 2016
Leestips:
Parabels voor de Egyptische politiek:
Nagieb Mahfoez – De dag dat de leider werd vermoord
Nagieb Mahfoez – Arabische nachten en dagen
Over Alexandrië:
Lawrence Durrell – Justine
André Aciman – Uit Egypte
Een hartverscheurende romance over Turkije:
Orhan Pamuk – Het museum van de onschuld
Heerlijk spotten met de Chinese partijpolitiek:
Mo Yan – De wijnrepubliek