Van stal tot slachthuis
Zwitserse roman over een koe en een gastarbeider.
Het vlakke Nederland staat bekend om zijn bont gevlekte, zwart-witte koeien, maar behalve De klucht van de koe uit 1612 van Gerbrandt Adriaensz Bredero, is er maar weinig koeienliteratuur te vinden in de Lage Landen. Zwitserland, een land van bergen en koeien, doet zijn vee meer eer aan. Zoals met de romans Tanners erf van Lukas Maisel, de Sez Ner Trilogie van Arno Camenisch en De grote angst in de bergen van Charles Ferdinand Ramuz, waarin heel wat koeien een bijrol spelen.
De meeste koeien die de literatuur gehaald hebben zijn naamloos. Maar hier is dan de roman Koe, rond de strorode koe Blösch, ook alweer een Zwitserse koe. Toen ik begon te lezen over Blösch, moest ik denken aan Rousette, de koe uit Alleen op de wereld, een Franse kinderklassieker uit 1878 van Hector Malot.
De ziel in het bloed
Bij het lezen van het tweede deel van Koe gingen mijn gedachten echter meteen uit naar de koeien die massaal zelfmoord pleegden in de Argentijnse roman De ziel in het bloed van Ana Paula Maia.
Blösch is niet de enige spil van deze roman, die in 1983 voor het eerst in Zwitserland werd gepubliceerd. De echte hoofdpersoon is Ambrosio, een Spaanse gastarbeider, die vrouw en kind heeft achtergelaten om fatsoenlijk geld te gaan verdienen in het land van de koeien en de Alpen.
Een stille strijd
Het begint allemaal heel idyllisch: Ambrosio denkt terug aan de zondag, jaren geleden, waarop hij aankwam in het weelderige Innerwald, bij de Zwitserse boer Knuchel die hem in dienst zou nemen. Ze moeten met gebarentaal communiceren, maar de Spanjaard raakt al snel ingeburgerd op de boerderij. Hij kan goed met het boerengezin overweg en hecht zich aan de koeien die geleid worden door de rood gevlekte koe Blösch, die al menige prijs voor boer Knuchel heeft binnengehaald.
Knuchel, die wegens een aandoening aan de handen steeds meer moeite heeft met melken, is tevreden over zijn beslissing om een gastarbeider in dienst te nemen. Ambrosio is in zijn ogen goud waard: een voortreffelijk melker en de sterke man neemt hem nog veel meer klussen uit handen. In het boerendorp Innerwald moet men echter geen buitenlanders en zijn ze bovendien meer onder de indruk van de nieuwe melkmachines. En zo begint een stille strijd tussen de dorpelingen en Knuchel.
Het Stedelijk Abattoir
Dan springt het verhaal weer naar voren, naar de dag dat Ambrosio voor het laatst inklokt op zijn werk in het Stedelijk Abattoir. We komen midden in de slachterij terecht, waar koeien aan de lopende band worden aangeleverd, net zoals varkens, kippen en wat je maar de nek om kunt draaien. Naast Ambrosio vinden we hier een kleurrijke verzamelijk arbeiders, buitenlanders en ook enkele Zwitsers die, gebroken door het leven, geen ander werk konden vinden dan dieren in stukken hakken. De een ontdoet de dieren van hun ingewanden, de ander maakt de pensen schoon, stroopt de huid eraf en weer een ander onthaart, ontbeent en wat er al niet meer komt kijken tijdens het slachten. Het is in ieder geval een ranzige boel, daar ze de hele dag in de stront en het bloed staan.
Dit is het deel dat niet voor zwakke magen is. Het zit vol details over het slachten, die echter worden afgewisseld met rauwe en vooral onderhoudende dialogen tussen de arbeiders, die proberen nog enigszins wat lol tijdens het werk te hebben. Het deel leidt naar het moment dat Ambrosio, nog in vol slachtersornaat, opeens het Stedelijk Abattoir verlaat.
Vervolgens begeeft het verhaal zich langzaam naar een spetterende apotheose. Ambrosio blijkt namelijk niet de enige die een beetje genoeg heeft van het vuile werk en het doden. Wat natuurlijk niet zonder gevolgen blijft, daar het werk als het ware aan de lopende band gebeurt en als daar schakels tussenuit vallen, heeft dat gevolgen.
Verliezers
Wanneer het boek kan worden dichtgeslagen blijft de lezer met een aantal vragen zitten. De tussenliggende jaren van het verhaal worden niet ingevuld en het is aan de lezer om, met de weinige gegevens die worden prijsgegeven, te raden wat er kan zijn gebeurd. Waarbij je telkens op een triest scenario stuit. Je zou er een heel boek over kunnen schrijven: wat is er gebeurd met Blösch en Knuchel?
Het verhaal dat één dag bestrijkt, levert een tijdsbeeld op dat schaamteloos het racisme uit de zestiger jaren blootlegt, laat zien hoe onbeholpen ouderwets boeren waren in hun sociale leven, terwijl ze wel de moderne techniek omhelsden, waarmee uiteindelijk een menselijke maat verloren ging. En het geeft een eerlijk plaatje van arbeiders die op een plek staan waar je pas gaat staan als je nergens anders heen kunt.
Holy Cow!
Het boek, doorspekt met behoorlijk wat dialect, wordt ook geprezen voor het schrijven in Zwitserduits. Vooral in de dialogen kunnen we van de streektaal meegenieten en geloof me, net zoals de rouwdouwers uit de slachterij met hun grappen de ellende waar ze in staan proberen te verdoezelen, wordt ook de lezer regelmatig afgeleid van het slachtwerk door grappige en pittige dialogen.
Holy cow!, dacht ik toen ik dit boek van Beat Sterchi dichtsloeg: een indrukwekkend staaltje literatuur, zowel inhoudelijk als qua stijl. Bijtend, eerlijk en rauw, met een klein sentimenteel randje.
Beat Sterchi – Koe (Blösch, vert. W. Hansen), Atlas Contact (L.J. Veen Klassiek), 2023
Leestips
Over Argentijnse slachters:
Ana Paula Maia – De ziel in het bloed
Koeien houden:
Lukas Maisel – Tanners erf
Charles-Ferdinand Ramuz – De grote angst in de bergen
Arno Camenisch – Sez Ner trilogie
Gruwelijk maar mooi, over jagers:
John Williams – Butcher’s Crossing
David Vann – Goat Mountain
Kenneth Cook – Aangeschoten