Wanneer je de rivier hoort
Magistrale roman over een rijke vrouw, een schoolleraar en geschiedsvervalsing.
In 2007 werd de ‘Wet op historische herinnering’ aangenomen in Spanje, wat inhield dat er recht werd gehaald voor de slachtoffers van de burgeroorlog en het Franco-regiem. Enkele dagen ervoor werden in het Vaticaan maar liefst 498 Spaanse geestelijken zalig verklaard, allen slachtoffer tijdens de burgeroorlog en de dictatuur. Voor de goede orde: de katholieke kerk spande samen met Franco.
Het boek begint met drie, voor het verhaal, belangrijke scènes: een woninginbraak, een gezelschap in Vaticaanstad om een ceremonie te bezoeken en in een Spaans bergdorp een ceremonie waar een aantal franquistische naambordjes worden vervangen door meer neutrale straatnamen. Het zijn allemaal taferelen die aan het einde van het boek als laatste stukjes een grote puzzel compleet zullen maken.
Jaume Cabré is de meesterschrijver die de lezer meeneemt deze magistrale puzzel in: stukje bij beetje krijgt het verhaal gestalte, telkens weer worden er stukjes toegevoegd die meer licht geven op wat er ooit gebeurde in het kleine Spaanse bergdorp Toreno, niet ver van de Pyreneeën.
De tijdspanne is lang: van de Spaanse burgeroorlog (1936 – 1939), het Franco regiem (1939 – 1975) tot 2004, een tijdspanne waarin de verschillende tegenstanders met moeite hun geschillen naast zich neer durven te leggen.
Hoofdpersonen zijn: de puissant rijke Elisenda Vilabrú Ramis, die haar riante villa Gravat in het armoedige bergdorp weigert in te wisselen voor een luxe appartement in het bruisende Barcelona, Oriol Fontelles, schoolmeester in Toreno, gedwongen falangist of verzetsstrijder, Valentí Targa, burgemeester en falangist, die ook wel ‘de beul van Toreno’ wordt genoemd en Tina Bros, schoollerares in Sort, van wie het leven niet meezit.
De belangrijkste gebeurtenissen: de moord door communisten op de broer en de vader van Elisenda Vilabrú, het geheime verdrag tussen Elisenda en Valentí Targa, het vertrek van de zwangere vrouw van Oriol, de dood van Oriol en Tina’s ontdekking, tijdens een onderzoek naar scholen in bergdorpen.
De mooie en uitgekookte Elisenda is gehard in het uitspelen van mensen tegen elkaar en ze rust niet voordat ze haar zin heeft. Door haar afkomst uit een van de rijke families van Spanje, maar ook door haar charmante verschijning, kan ze zelfs hulp inroepen van ministers. Een keiharde zakenvrouw die een nummertje niet uit de weg gaat om tot een voordelige deal te komen. Toch is er ook liefde in het spel. Echte liefde. Waarvoor echter niet veel plek is in de geschiedenis.
Terwijl Elisenda haar sneue plannen doorvoert, is Oriol de man die op drift is geslagen. Uit angst laat hij zich voor het karretje van Targa en de falangistische partij spannen. Uit angst ook voor die van de rebellen. Pas laat pakt hij zich bij elkaar en kiest partij. Maar dan is hij allang vrouw en dochtertje kwijt.
Jaume Cabré is niet gierig met woorden. Opvallend is dat hij soms hele regels gebruikt om de stam van een familie aan te geven met alle namen die aan een persoon zijn verbonden. Zo volgt op Elisenda’s naam regelmatig: “(van de Vilabrú’s uit Torena en van de Ramis van Pilar Ramis uit Tírvia, half hoer, half beter om het er niet over te hebben, uit respect voor de arme Anselm)”. Een kleine satirische knipoog naar de rijken die veel woorden achter hun naam hebben, maar geen gevoel in het hart.
De opzet van het verhaal is geniaal: je wordt van de ene in de andere tijd meegenomen, telkens weer kleine dingen ontdekkend. Niets is lineair en soms kost het ook moeite om er een tijdslijn in te ontdekken, daar midden in passages grote tijdssprongen worden gemaakt en het verhaal over generaties dorpelingen gaat, die moeten leven met een zwaar verleden, waarin iedereen partij had getrokken. Heb je eenmaal het ritme van Cabré’s schrijfstijl te pakken, dan is het alsof je in een tijdscapsule heen en weer wordt geslingerd in de geschiedenis, van de ene naar de andere gebeurtenis. En steeds vaker vraag je je af hoe erg het nog kan worden, want wat we over de personen leren, vooral over Elisenda en Targa, is bedroevend slecht.
Jaume Cabré schreef dit verhaal in 2004; in 2007 werd het voor het eerst uitgegeven in Nederland. Hierna schreef hij een ander meesterlijk epos: De bekentenis van Adrià. Dit verhaal over een viool heeft nog een grotere tijdspanne en is nog complexer. Mijn voorkeur gaat echter uit naar De stemmen van de Pamano: een machtige saga over een klein (fictief) bergdorpje, ten prooi aan de Spaanse geschiedenis. Falangisten tegen rebellen, republikeinen en communisten. Over geweld, verraad, haat en liefde. Het dorp Toreno ligt niet ver af van de rivier Pamano, ook al kun je het vliedende water niet horen vanuit het dorp. Dat wordt er tenminste beweerd. Wanneer je de Pamano wel hoort, dan is je doodvonnis getekend. En zo is dit een verhaal over de stemmen die in Toreno tot stilte zijn gebracht. Wanneer je het boek dichtslaat, kun je ook even het ruisende water van de Pamano horen, terwijl je in stilte terugdenkt aan al die droevige verhalen waarover de pagina’s hebben verteld.
Jaume Cabré – De stemmen van de Pamano (Les veus del Pamano, vert. Pieter Lamberts en Joan Garrit), Meridiaan Uitgevers, 2020
Leeslinks
Van dezelfde schrijver:
De bekentenis van Adrià
Over de Spaanse burgeroorlog en de franquistische tijd:
Almuneda Grandes – De moeder van Frankenstein
Almuneda Grandes – Het ijzig hart
Almuneda Grandes – De vijand van mijn vader
Javier Cercas – Soldaten van Salamis
Juan Eslava Galán – De muilezel
Tariq Goddard – Hommage aan een vuurpeloton
Ignacio Martínez de Píson – Melktanden
Juan Marsé – De staart van de hagedis
Mercé Rodoreda – Colometa
Juan Marsé – Ringo
De gespletenheid in Baskenland:
Fernando Aramburu – Vaderland
EEN BOEK KOPEN? STEUN DE LOKALE BOEKHANDEL