Tim Winton – De herdershut

“Wat wil je toch, knul?”

Australische roman over een jongetje op de vlucht, die een priester in de wildernis ontmoet.

De Australische schrijver Tim Winton heeft twee Booker Prize nominaties op zijn naam staan: De ruiter, 1994 en Over de rand van de wereld, 2001. Hij is de schrijver van het eenzaam grote Australië, de leegtes, de onbarmhartige natuur, zijn geschiedenis in het zand van zee en woestijn geschreven. Terwijl hij in zijn land ook bekend is als natuurbeschermer, blijft hij doorschrijven. De herdershut is zijn twaalfde roman en bevat voor Winton kenmerkende thema’s: natuur, tienertijd en rampspoed. Hij laat er een jonge tiener aan het woord, die op de vlucht is geslagen. Zoals veel van zijn personages, geen doorsnee tiener.

Wanneer Jaxie Clackton bijkomt van de zoveelste klap van zijn vader, duurt het even voor hij naar huis durft. Thuis wacht hem echter een tafereel, dat hem meteen de benen doet nemen: hij weet dat iedereen hem zal aanwijzen als de dader. Dus pakt hij haastig van alles in en vlucht de bush in.

Na enkele dagen komt de roadtrip tot een eind bij een herdershut. Daar woont Finton MacGillis, een oude Ierse priester die om god-weet-welke-reden verbannen is naar de wildernis, waar hij als een ware kluizenaar eenzaam en alleen zijn zonden overdenkt.

Jaxie was altijd al een probleemkind: op school was hij zeker niet te harden en heeft er dus weinig opgestoken. Met zijn stevige knuisten weet Jaxie zich goed te verdedigen tegen de vijand, en daaronder valt misschien wel het gros der mensheid, behalve zijn moeder, die niet lang geleden aan kanker is gestorven, en zijn nichtje Lee, van wie hij zoveel houdt dat hij weet dat hij bij haar een veilige haven zal vinden.

Hij stelt zich dus vijandig op tegenover Finton, die hem behalve water, ook thee en eten aanbiedt, wat Jaxie wel aan moet nemen, gezien de grote honger en dorst die hij heeft. Finton is blij met het gezelschap, maar wil niet zeggen door wie en waarom hij verbannen is. Wat Jaxie’s wantrouwen niet ten goede komt. Hij blijft op zijn hoede en stemt tenslotte in om één nacht te blijven. Dat worden echter maanden, waarin hij leert met de oude, eigenzinnige Finton om te gaan.

Een welbespraakte oudere priester, die zingt en een handjevol boeken elke dag wel voor een paar uur openslaat, ook al heeft hij ze al tien keer gelezen, tegenover een beschadigd snotjoch die meent dat de hele wereld tegen hem is. Telkens is er wel iets dat zijn wantrouwen doet oplaaien tegenover Finton, die de oren van zijn kop kletst. Vooral het feit dat de man priester was, doet hem vermoeden dat hij jongetjes misbruikte, dus houdt Jaxie zijn afstand en installeert zich onder een zeil tegenover de hut, want voor geen goud wil hij met die man onder één dak slapen.

Finton vindt het niet leuk wanneer Jaxie hem telkens weer vraagt of kindermisbruik zijn misdaad was, maar het stel leert met elkaar te leven. Jaxie jaagt op kangoeroes, Finton op wilde geiten. Samen eten ze bij een kampvuur en luistert Jaxie gelaten naar Finton’s filosofieën over God, schuld en boete, de natuur en veel andere onderwerpen. Maar al te vaak doet Jaxie of het hem niets interesseert, maar telkens voelt hij zich aangesproken en raakt betrokken in het gesprek. Het wantrouwende jongetje, geterroriseerd door een bullebak van een vader, zijn moeder te bang om de benen te nemen, begint eindelijk iets van warmte te voelen. Een goed verhaal heeft echter ook een apotheose nodig. Die komt met de noordenwind.

De derde partij in het verhaal is een Australische uitgestrekte, lege streek, ergens in de wildernis, waar sporen van vroegere goudzoekers en mijnen langzaam ten onder gaan in een woekerende natuur, rondom een zoutmeer. Finton gaat graag bij zonsondergang aan de rand van het meer zitten om te genieten van de zon en maan en het licht dat er valt. Hij heeft er prachtige verhalen over.

Jaxie is een aandoenlijke tiener-verteller, met op alles en iedereen commentaar: de gebeurtenissen, zijn rondspringende gedachten, gruwelijke nachtmerries en angstscenario’s. Hij vertelt hoe vaak hij boos wordt en waarom zijn kwaadheid dan weer wegebt en over wat hij beter wel of beter niet had kunnen doen. Een onzekere jongen vol wantrouwen, die tot nu toe het leven niet mee had. Heel soms droomt hij weg op herinneringen, die veelal met zijn grote liefde Lee hebben te maken. Jaxie’s eigenwijze tienerstem schalt door het boek, als van een kind dat om hulp schreeuwt. Stel je dit jongetje voor tegenover een kalme, oudere man, die al heel wat van het leven heeft gezien en dit leven nu als gedaan beschouwt. Een man die zijn woorden niet kan tegenhouden, die beleest is, die van muziek houdt, versus een jongetje uit een arm milieu, dat op school niet veel wijzer is geworden, maar wel van een toekomst droomt.

Het is het derde en mooiste boek dat ik tot nu toe van Tim Winton heb gelezen, omdat het compact is, met weinig speling voor onnodige uitweidingen en het heeft sterke dialogen. Het verhaal over een beschadigd kind dat op onorthodoxe manier leert weer vertrouwen te krijgen in zichzelf en in zijn toekomst, is zowel rauw als onderhoudend. Prachtig verteld door een van Australië’s grootste schrijvers.

Tim Winton – De herdershut (The Shepherd’s Hut, vert. Molly van Gelder) De Geus, 2020

Leeslinks
Van dezelfde schrijver:
Over de rand van de wereld
Adem
Over een andere wantrouwende jongen:
Russell Banks – Huid
Tieners op de vlucht:
John Wray – Lowboy
Forian Zeller – De ontsnapping van Julien Parme
DBC Pierre – Vernon God Little