Schuld en boete
Vertelling over een man en zijn relatie met een watervolk in oorlog.
Een man komt uit de gevangenis en belandt op straat in een grote stad. De wereld om hem heen is veranderd, hij zal dus wel wat jaartjes hebben gezeten. Hij is bang om herkend te worden door de mensen. Een vrouw, museumcurator, plukt hem van de straat. Ze laat haar tentoonstelling zien, een reconstructie van een dorp uit Waterland, wat bij de man de nodige herinneringen naar boven brengt. Wie zijn deze Waterlanders, de man en de vrouw?
In het eerste deel van het verhaal komen we daar niet achter. In het tweede deel, dat een duik in de tijd neemt, 21 jaar terug, leren we de man en de Waterlanders wat beter kennen. Hij was een militaire arts en kwam in Waterland terecht, waar hij zijn hart verpandde aan het volk en hun cultuur. Het land is in oorlog, gruweldaden worden begaan en voor de hoofdpersoon, die we leren kennen als Gus, is het moeilijk een kant te kiezen. Het wordt duidelijk waarom Gus in de gevangenis terechtkwam.
In het derde en laatste deel van het boek doen we nog een zes-jaren-stap terug in de tijd, waarin Gus aankomt in Waterland en er zich installeert. De oorlog is nog maar aan het begin en iedereen is optimistisch over de afloop. En ook Gus, die de zieken en gewonden behandelt, staat klaar om zijn strijd te leveren. We leren ook de vrouw kennen.
Het boek leest als een parabel over een oorlog, die overal zou kunnen woeden: de militaire macht, de ene bevelhebber wat wreder dan de andere, idealisten die opkomen voor het gewone volk, saboteurs, verraders en oorlogsprofiteurs. Zo zit die wereld in elkaar.
Van het onderwerp word je dus niet vrolijk. Maar hoe Matthew Olshan, een schrijver uit de Amerikaanse staat Baltimore, zijn verhaal brengt, is iets anders. Hij betovert je met zijn beschrijvingen van het magische landschap van een waterland in de woestijn, waar de bewoners nog hun eigen riten en geloof hebben, waar het water vriendelijk tegen de wal klotst, de natuur alom tegenwoordig is en de mensen gastvrij. Waar een vreemdeling, een arts, probeert een plek te krijgen tussen de bevolking. Het sprookjesland is echter in oorlog en de vraag is of het zal overleven.
De beschrijvingen van dit waterland roepen op tot een vergelijking met de Mesopotamische moeraslanden in zuid-Irak, waar de unieke Madan leven en waar het ecosysteem eerst werd bedreigd door drooglegging ten behoeve van olie- en landwinning en vervolgens werd bedreigd door de oorlog die in Irak woedde. Het oorspronkelijke waterland werd tot 10% teruggebracht, maar later werd weer wat moeras teruggewonnen, hoewel droogte en de aanleg van een dam in Turkije hier niet aan bijdragen.
Ik weet niet of de schrijver met zijn boek dit bedreigde werelderfgoed in beeld wilde brengen zonder namen te noemen, of dat hij zomaar een waterland heeft genomen voor zijn parabel over oorlog. Feit is dat juist door geen namen, geen huidskleuren of landen te noemen, het verhaal een mythische sluier krijgt, die de gruwelijkheden die af en toe worden beschreven, draaglijk maken. Het geeft de lezer te denken (waar is het?), maar aan de andere kant is het ook duidelijk dat dit fictie is.
En wel heel mooie fictie, want Olshan schrijft prachtig en brengt op krachtige manier de lastige schuld- en boetevraag naar voren, die een oorlog met zich meebrengt. Ook al blijft de rode draad door het verhaal wat zwak, de soms zelfs dromerige vertelstijl tilt het boek de hoogte in, naar een plank waar grote literatuur thuishoort.
Matthew Olshan – Waterland (Marshlands, vert. Dirk-Jan Arensman) Meulenhoff, 2015
Leestips
Oorlog met een sluier beschreven:
Gunnar Kopperud – Verlangen
Maurizio Maggiano – Reiziger in de nacht
Andrej Koerkov – Grijze bijen
Oorlog en keuzes:
J.M. Coetzee – Wachten op de barbaren
James Meek – We zetten nu de afdaling in