O boy! De Sopkop in de Pannenhoek
Vermakelijk boek over een keukenhulp in een groot restaurant.
Nordip Doenia besluit na twee jaar slapen weer tot de wereld toe te treden. Zijn neef Krimo raadt hem aan naar het restaurant ‘De Blauwe Gier’ te gaan, waar Nordip zich aanmeldt als ‘stagiaire’ om af te wassen. Zo komt Nordip als Sopkop soppen in de Pannenhoek van het grote restaurant temidden van Amimoen, Wilhelm, Krimo, Agnes, Sofie en nog veel meer gekken.
De keuken is een turbulent geheel van stressen, schelden, knoeien en stoeien. Maar iedereen die er komt werken moet eerst ‘het spel’ spelen. Vreemd genoeg weet Nordip van niets en komt hij er niet achter over welk spel het gaat. Hij doet een soort stage, dus geen wonder dat hij het spel niet speelt. Maar de anderen vinden het maar vreemd en bekijken hem wantrouwig: misschien is hij wel een spion. Maar Nordip hoeft alleen maar alle pannen uit te soppen, te kijken hoe de wereld om hem heen draait, en hij heeft een grote pan klaarstaan, voor een ieder die even bij hem wilt uitblazen. Zijn t-shirt met Bob Marley erop zit onder de mayonaise en andere keukentroep, hij heeft plastic zakken om zijn schoenen, anders drijft al die keukenprut erin, zwaait met de afwasborstel, probeert koffie van Agnes te krijgen en kijkt met grote ogen hoe de heksenketel in de keuken zich ontpopt. Te laat komen is zijn handelsmerk en hij heeft voor elke dag wel een andere smoes in de trend van: “Ik was mijn schoenen in de moskee vergeten.” Zo houdt Nordip of de Sopkop het nog wel even uit en wordt hij weer een beetje mens.
Maar na een inval van de FIOD breekt de echte hel los in de keuken. Zijn neef Krimo heeft ‘De Blauwe Gier’ verlaten, en steeds meer mensen verlaten het zinkende schip, zodat de baas Meerman beslist dat de Sopkop uit de Pannenhoek maar eens moet laten zien wat hij kan. Dan is het de beurt aan Nordip om ‘het spel’ te spelen…
Erg leuke debuutroman van de jonge uit Marokko afkomstige schrijver Khalid Boudou. In een wervelstroom van woorden vertelt hij over het leven van Marokkaanse emigranten in Nederland, het reilen en zeilen in de keuken van een groot restaurant en van het keukenpersoneel dat overal en nergens vandaan komt. Na het lezen van dit boek ga je liever niet meer eten in grote restaurants, en al helemaal niet in een bepaalde restaurantketen… Het is een scheldend en ruw volkje dat daar de messen hanteert en er wordt geen blad voor de mond genomen, niet betreffende huidskleur, maar ook niet betreffende huidconditie of kleding. Maar hoeveel gescheld ook, de taal wordt nergens ordinair.
Want dat is de grootste kracht van dit boek. Consequent doorgevoerd schrijft Boudou in een soort Nieuw Nederlands. Hij flanst nieuwe woorden en nieuwe vervoegingen in elkaar, hij beschrijft alles net een beetje anders. Wat te denken van het woord ‘salamiseren’ dat betekent ‘iemand groeten’ en komt van het woord ‘Salaam’, een begroeting in het Arabisch? Of ‘schrobberschaap’ voor de schoonmaker, ‘koekje-in-koffie-dompelaars’ voor de klanten of ‘spierrijzende-preparaten-slikkende-vetblubber-zionist’ voor een van de vele keukenhulpen. Boudou’s taalgebruik doet soms denken aan het Vlaams. Ook in het Vlaams worden dingen soms anders genoemd dan in het Nederlands: vaak duidelijker en beter omschreven. Deze speelsheid met onze taal, maar ook met andere talen zoals het Frans, (Fouad Laroui) zie je steeds meer bij vooral jonge schrijvers die uit een andere cultuur komen. Misschien kunnen ze daarom zo soepel met de taal toveren. Het is een frisse wind in onze literaire wereld.
Wat het verhaal betreft, behalve de ‘flash back’ over zijn neef Krimo, die iets te lang duurt en misschien wel erg afdwaalt van het werkelijke verhaal, is het origineel en hilarisch.
Nordip is als een echte puber op zoek naar zichzelf. Hij twijfelt aan alles: meisjes zullen niets aan hem vinden, hij kan alleen maar pannen schoonmaken, alles wat-ie doet, geeft toch maar ellende. Soms geeft hij zijn vader er de schuld van: “Kunt u mij niet gewoon heel hard slaan?”, maar ook dat is geen bevredigende oplossing. Zijn verlossing komt wanneer hij ‘het spel’ moet spelen en hij zich plotseling de spelletjes herinnert op de radio waaraan hij meedeed bij de buurvrouw, mevrouw Malade. Dan staat de echte Nordip op en dan is het ook tijd om afscheid te nemen van stageplaats bij ‘De Blauwe Gier’.
Wat betreft zijn Marokkaanse achtergrond: die is geïntegreerd in het verhaal, zoals iedereen een achtergrond heeft. Weliswaar worden er wat sneren uitgedeeld hier en daar over integratie, maar die vormen niet echt een thema in het boek. Het is gewoon een verhaal over een multi-culturele keuken, geschreven door een jonge kok die multi-culturele ingrediënten gebruikt: een werveling van komisch, nieuw en verfrissend taalgebruik in een heerlijk verhaal.
Khalid Boudou – Het schnitzelparadijs, Vassallucci 2001
Leestips:
Nog meer vernieuwend taalgebruik:
Abdelkader Benali – De langverwachte
Hafid Bouazza – Paravion
Hafid Bouazza – Momo
Hafid Bouazza – Salomon (De andere oever)
Fouad Laroui – Kijk uit voor parachutisten
Fouad Laroui – De tanden van de topograaf
Fouad Laroui – Judith en Jamal
Nog meer Marokkaans/Westerse literatuur:
Tahar Ben Jelloun – De schrijver
Meer over de islamitische godsdienst:
Tahar Ben Jelloun – Papa, wat is een moslim?
Over een hardere kant van Marokko:
Tahar Ben Jelloun – Een verblindende afwezigheid van licht