Beslist geen sprookje
Biografische roman over de vader van de schrijver in Iran.
Aga Akbar werd als doofstomme ter wereld gebracht. Zijn oom, Kazem Gan, die zijn opvoeding ter harte nam, leerde hem het spijkerschrift, een oud schrift dat in een grot in de berg stond ingekrast. Zo houdt Aga Akbar zijn eigen dagboek bij in spijkerschrift, omdat hij nooit iets anders leerde.
Bij zijn tweede vrouw krijgt hij vier kinderen: een zoon, Ismaiel, en drie dochters waaronder Goudklokje. Als beroep leert hij het vak tapijtknopen, maar omdat hij er niet van houdt op één plek te blijven, wordt hij tapijtreparateur. Soms verdwijnt hij in de bergen en blijft een paar dagen weg. Niemand weet wat hij daar gaat doen, maar Ismaiel, die tot taak heeft genomen voor zijn doofstomme vader te zorgen, denkt aan een andere vrouw.
De kinderen worden groot, de zoon van de Sjah komt aan de macht en Ismaiel, die dit boek schrijft, gaat naar de stad om te studeren. Daar komt hij in aanraking met de linkse ondergrondse beweging en wordt een actief lid. Intussen nemen de imams de regering over, wat, zoals al snel blijkt, geen politieke vrijheid geeft voor de Ondergrondse beweging.
Als het zo uitkomt betrekt Ismaiel ook zijn vader in de geheime acties: hij verbergt een ontsnapte politieke gevangene in zijn ouderlijk huis. Hierdoor komt Goudklokje in aanraking met hun overtuigingen en gaat ook bij de Ondergrondse.
Eenmaal weet Ismaiel nog tijd te maken voor zijn vader om een berg te beklimmen, waarin blijkt dat zijn oude vader toch best nog een taaie man is. Wanneer het uiteindelijk voor Ismaiel mis dreigt te gaan, vlucht hij en komt hij na omzwervingen in Nederland te wonen.
Als Goudklokje gevangen wordt gezet, bezoeken haar ouders haar iedere week, maar op een dag is ze verdwenen. Verhalen doen de ronde dat er drie gevangenen zijn ontsnapt en de bergen in zijn gevlucht. In de hoop dat één ervan zijn dochter is, klimt ook Aga Akbar, inmiddels op hoge leeftijd en met slechte gezondheid, haar achterna om haar te helpen. In de lente wordt zijn stoffelijk overschot gevonden op de berg. Wat er van Goudklokje is geworden zal niemand ooit weten…
Een ontroerend relaas over het leven in Iran.
Het verhaal gaat niet alleen over de vader van de schrijver, Kader Abdolah. Het vertelt het leven van een dorp bij de Saffraanberg, waar de moderne tijd in gestalten van moderne transportmiddelen ook langzaam zijn intrede doet. Van oude geloven zoals de Heilige in de Put op de Saffraanberg, dat wordt uitgebuit als machtsmiddel.
Het gaat over de politieke situatie, maar vooral over de grote culturele Perzische rijkdom die dit eeuwenoude land heeft opgebouwd.
Het verhaal is doorspekt met citaten van zowel Perzische alsook van Nederlandse dichters. Wanneer je een geciteerd gedicht van J.C. Bloem leest, zou dat net zo goed een Perzische dichter kunnen zijn geweest. ‘Dichter van verlangen‘, zo schrijft Abdolah in zijn boek over Bloem, en dat verlangen naar zijn vader, naar de Saffraanberg, naar zijn Perzische cultuur, druipt uit het boek. Helaas is Abdolah veroordeeld tot het strenge landschap van de Nederlandse polder. Maar behalve het aangeven van het grote contrast tussen een regenachtig somber klimaat en een leven in een zonnig klimaat bij de Saffraanberg vol geschiedenis, laat hij zich daar niet verder over uit. Hoewel het boek een hevige gevoelswereld aangeeft over Iran, is Abdolah in Nederland een meester-observator geworden. Vooral in zijn al eerder gepubliceerde boek De reis van de lege flessen weet hij de Nederlanders feilloos neer te zetten.
Dit boek gaat meer over Iran en dat leven zet hij, hij schrijft in het Nederlands, in prachtige eenvoudige woorden neer. Een sprookjesachtige stijl, vol verhaaltjes en citaten. Maar onder die prachtige vertelling schuilt meer dan alleen een verhaal. Het vertelt van de ontworteling van vluchtelingen, van de noodzaak geliefden te verlaten om het vege lijf te redden. Van een barre werkelijkheid in een zo mooi uitziend land.
De naam Kader Abdolah, een pseudoniem, is een eerbetoon aan een door het regime vermoorde vriend. De schrijver heeft zijn naam aangenomen, vlak voor zijn eerste (clandestiene) boek in Iran uitkwam. Volgens Abdolah, die uit een familie met rijke literaire traditie komt, hebben schrijvers een taak. In Iran was het de politiek waartegen hij ageerde. Zijn taak nu is over vluchtelingen schrijven.
Ik heb veel bewondering voor deze schrijver, niet alleen als meester- verteller, maar ook hoe hij zich onze taal, het Chinees van het Westen, eigen weet te maken en daar zulke mooie boeken mee weet te schrijven.
Kader Abdolah – Spijkerschrift, De Geus 2000
Leeslinks:
Van dezelfde schrijver:
Het pad van de gele slippers
Kader Abdolah – De reis van de lege flessen
Over de ondergang van de Iraanse sjah:
F. Springer – Teheran, een zwanezang
Gina B. Nahai – De schreeuw van de pauw
Iraanse schrijfsters in ballingschap:
Farida Hachtroudi – Oevers van bloed
Gina B. Nahai – Het noodlotskind
Nog meer Arabische onderdrukking:
Ra’oef Moes’ad Basta – Het struisvogelei
Turkse ontworteling en heimwee:
Renan Demirkan – Zwarte thee met drie klontjes suiker
Murat Isik – Verloren grond
Vluchtelingen:
Mohsin Hamid – Exit West
Megan Hunter – Het eind is ons begin
John Alexander Janssen – Een verhaal uit de zonnestad
Zana Fraillon – The bone sparrow
Nhung Dam – Duizend vaders