Halldór Laxness – Aan de voet van de gletsjer

Boerenwijsheid en godsdienst

Humorvolle IJslandse roman over een student die een vreemde priester moet controleren.

De bisschop maakt zich zorgen over een dominee die onder de gletsjer Snaefellsgletsjer woont. Geruchten gaan er dat Jon Primus de doden niet meer begraaft en de kinderen niet meer doopt. En dan is er nog het mysterieuze verhaal over een kist die de gletsjer werd opgedragen. De Gemachtigde van de Bisschop, afgekort als Gebi, krijgt de opdracht er eens te gaan rondneuzen. Maar, krijgt hij de waarschuwing mee, hij moet zoveel mogelijk registreren en zich nergens in mengen.

De jonge en naïeve Gebi gaat goedgemutst op reis naar het gebied aan de voet van de gletsjer. Al bij aankomst in het dorpshuis, waar hij wordt onthaald met koffie en een heleboel taart, blijkt de gemeenschap een tikkeltje aan de vreemde kant: de kerk is dichtgetimmerd, tegen de kerk aan is een enorme villa gebouwd en de schaarse bewoners weten van niets en vinden alles best, zeker wat betreft hun dominee die plaatselijk hoefsmid is geworden en alle primussen repareert in de regio.

Gebi voert zijn taak zo goed mogelijk uit. Hij knoopt gesprekken aan met het hoofd van de gemeenteraad, hij hoort dominee Jon Primus uitvoerig uit en is getuige hoe zakenman/goeroe en visserman Godman Syngmann zijn zaakjes komt regelen in de regio.

Halldór Laxness (1902 – 1998) kreeg in 1955 de Nobelprijs voor zijn oeuvre. Na deze prijs bleef Laxness nog lang en heel veel schrijven. Én hij bleef zoekende. Want Laxness heeft in zijn leven meerdere godsdiensten en stromingen aangehangen. Kwam hij oorspronkelijk uit het Lutherse IJsland, op jonge leeftijd trad hij in een klooster in Frankrijk om het katholicisme te bestuderen. Later, toen hij kennis had gemaakt met Rusland en Amerika, omarmde hij het socialisme. Nog later raakte hij onder de invloed van het taoïsme. Godsdienst speelt dan ook een belangrijke rol in zijn werk dat bestaat uit over de 60 werken, variërend van romans tot reisboeken. Vaak gaan zijn verhalen over mensen die op zoek zijn naar een geloof, zoals de hoofdpersoon in Het herwonnen paradijs die zich in Amerika aansluit bij de mormonen. Alles beter dan het Lutherse geloof in IJsland, lijkt voor Laxness de leidraad van zijn leven geweest te zijn.

Toch was hij zijn land trouw en speelden zijn boeken meestal in IJsland, met zijn saga en legenden en de arme plattelandsbevolking die in het ruige IJslandse klimaat een hard bestaan had. Humor heeft ook altijd een plek gehad in zijn werk.

Aan de voet van de gletsjer is een rake klucht. Het is een zwarte satire op godsdiensten, want niet alleen komen de bisschop en de dominee met hun christelijke geloof onder vuur, ook de oosterse godsdiensten in de gedaanten van de drie hulpjes van zakenman Syngmann, komen aan bod, tenzij dit een eerste satirische sneer was naar het opkomende hippiedom, want Laxness voltooide deze roman in 1968. De ‘winterherders’ zoals de hulpjes worden genoemd, lijken het meest op hippies compleet met bloemenkransen die ape-stoned het boeddhisme verkondigen.

Het verhaal wordt bevolkt door kleurrijke personages. Dominee/smid/primusreparateur Jon Primus is al genoemd, net als de winterherders en de rijke internationale zakenman/goeroe/visser Singmann. Gebi ontmoet ook huishoudster Dora de Stamper die elke dag massa’s taarten bakt voor de gasten die het gebied aandoen. Hij heeft vluchtige ontmoetingen met districtsvoorzitter Helgi van Turfwalvisplek die altijd maar op zoek is naar zijn paarden. Gebi heeft onderhoudende gesprekken met Jodinus Alfberg, die de trotse chauffeur is van een tientonner, maar ook dichter is en vooral een IJslander, zoals hij zelf blijft debiteren. Hij is degene die ietsje meer wil vertellen over de geheimzinnige kist die ooit de gletsjer is opgesjouwd en die werkt voor zakenman Syngmann die een nieuwe expeditie komt leiden de gletsjer op.

Wanneer de bewuste kist dan eindelijk verschijnt onder de ogen van Gebi, verschijnt er nog een kleurrijke figuur: Ua, de verdwenen vrouw van dominee Jon Primus, die meer weg heeft van een mythische vrouw die niet alleen ooit de vrouw van Jon Primus was, of de aangenomen dochter van Syngmann, maar ook een hoerenmadam en zakenvrouw in verre oorden.

Wat opvalt in de roman zijn de dialogen die vaak in puzzelachtige gesprekken uitlopen, omdat Gebi met zijn directe vragen alleen maar ontwijkende antwoorden krijgt. Vermakelijk is ook de toon van Gebi, de verteller in het boek, die steeds meer genoeg krijgt van de rare mensen aan de voet van de gletsjer, van het feit dat de meesten hem gewoon met bisschop aanspreken, van de eeuwige koffie die hij overal moet drinken en van de taarten van Dora de Stamper.

Susan Sontag heeft het nawoord geschreven van de roman. Hierin verklaart zij de categorieën waarin Aan de voet van de gletsjer literair gezien in valt: ‘sciencefiction, sprookje, fabel, allegorie, filosofische roman, droomroman, utopische roman, komische roman’.

Aan de voet van de gletsjer is dan ook uitzonderlijk rijk in genre, maar ook in ideeën en onderwerpen die het raakt. Het is knap van Laxness om zo’n rijk verhaal in zo weinig woorden te hebben gevat. Het verhaal telt even over de 200 pagina’s en het is daardoor een luchtige, uiterst humorvolle roman die je met veel plezier in één adem uitleest.

Halldór Laxness – Aan de voet van de gletser (Kristnihald undir Jökli, vert. Marcel Otten. Nawoord: Susan Sonntag) De Geus, 2007

Leeslinks
Van dezelfde schrijver:
Onafhankelijke mensen
Het herwonnen paradijs
De klok van IJsland