Felicitas Hoppe – Paradijzen, overzee

De Kleine Baedeker van Luxemburg

Duitse fantasievolle roman over een ridder, een freelancer, een kamermeisje en een gids.

Achterin het boek staat een kaartje met waar de reis heen gaat, of eigenlijk waar het boek zich afspeelt. De lijn begint in Sint Hubertus, in België, en wipt dan de Luxemburgse grens over: Troisvierges, Knaphoscheid, Wilwerwiltz, Merkholz, waarna de lijn naar zuid-Luxemburg trekt: Wasserbillig, Echternach om na Schengen een paar sprongen de wijde wereld in te maken: Lissabon, Bombay en als eindpunt Calcutta.

Felicitas Hoppe’s vorige roman Pigafetta was ook één grote reis, ditmaal per vrachtschip in de sporen van ontdekkersreiziger Magelhaen. Paradijzen, overzee is de tweede roman van deze Duitse schrijfster die bewijst dat reizen niet alleen over vervoer gaat en landen zien, maar dat je de hele wereld kunt ontdekken, als je maar genoeg fantasie hebt.

Het eerste deel begint al ‘overzee’. In India komen een ridder met zijn hondje en een freelancer aan in Bombay. Ze willen naar Calcutta en het lijkt erop dat de freelancer op zoek is naar een zekere dr. Stolicza. Ze komen niet erg ver, want ze worden overvallen door drie rovers die, hoewel ze iedereen beroven van alles wat los en vast zit, heel goed weten waar ze naar op zoek zijn: het mythische dier barbiolette, waarvan het vel alle kleuren van de regenboog heeft.

Het tweede deel begint in Wilwerwiltz, waar we kennismaken met de Kleine Baedeker, die in een oud harnas toeristen gidst van het ene kasteel naar het andere kasteel, vergezeld door het mager uitziende paard Schengen en zijn klokkenzoekershond Monter.

In het derde deel treedt de Kleine Baedeker in de voetsporen van zijn broer die freelancer is en de familie blij wil maken met een scriptie of wetenschappelijke ontdekking die hem beroemd zal maken. Maar de Kleine Baedeker jaagt ook een ridder na die zijn zusje in zijn ban heeft gebracht en een handschoen bij haar in het hotel heeft laten liggen, waar ze als kamermeisje werkt. Van ‘Overzee’ naar ‘Wilwerwiltz’, het derde deel ‘Paradijzen’ eindigt bij mevrouw Conzemius in Echternach.

Mijn woorden mogen dan misschien logisch klinken, de logica in het verhaal is ver te zoeken. Het is beslist geen gewone avonturenroman over een middeleeuwse ridder in ijzeren harnas die met een moderne, twijfelende freelancer in zijn kielzog het wervelende India aandoet, nadat ze al de hele wereld zijn over gereisd. Net als de drie rovers en de Kleine Baedeker heeft niemand moeite met zeeën en oceanen oversteken, met tijden en culturen overbruggen.

De Kleine Baedeker, genoemd naar de fameuze Duitse serie Handboeken voor Reizigers van Karl Baedeker, heeft in zijn gidsenleven geleerd de mensen met veel fantasie te dienen. Je moet hun fantasie zien te prikkelen door de waarheid iets aan te dikken. De Kleine Baedeker is wat dit betreft wat braver dan de Duitse schrijver Vigoleis, die als gids op Mallorca hele verhalen over heiligen en kerken uit zijn duim zoog. De Kleine Baedeker houdt het wel bij de historische personen, hoewel die natuurlijk niet altijd even makkelijk uit elkaar te houden zijn: Jan de Blinde en Jan de Dappere, Karel de Kale en Karel de Grote, Lodewijk de Vrome en Lodewijk de Stotteraar, dat zijn er maar een paar.

De Kleine Baedeker, die als geen ander weet hoe groot de geschiedenis van eigen land is, beklaagt zich: zijn zusje is kamermeisje tussen Wilwerwiltz en Lissabon, zijn broer is de wijde wereld ingetrokken, van Echternach naar Calcutta, een droom achterna of zichzelf? Waarom zijn ze allen zo ver weg getrokken terwijl het noordelijke puntje van Luxemburg genoeg heeft te bieden? Komen er niet vele wereldreizigers zoeken naar de verloren klok van de banmolen te Arsdorf? Heeft Luxemburg niet genoeg banken en ligt het ware paradijs niet gewoon in Echternach?

In een prachtig proza neemt Felicitas Hoppe de lezer mee overzee naar verre paradijzen, terwijl ze misschien haar mooiste zinnen schrijft over Luxemburg, een land vol ridders en legendes. Een boek dat misschien wat geduld van de lezer vraagt omdat het verhaal vol sprongen en raadsels zit. Maar de woorden van Hoppe weten je te betoveren, ook al word je niet altijd wijs uit het verhaal. Met humorvolle verwijzingen naar toeristen, gidsen en kamermeisjes, naar de queste van een dier dat misschien alleen in iemands verbeelding is ontsproten. Over een ridder die geen plaats kreeg aan de ronde tafel, of is het over een lege plaats aan de ronde tafel van Schengen?

Paradijzen, overzee is een boek om niet éénmaal maar op z’n minst tweemaal te lezen. En dan nog is het niet genoeg, want zoals je eindeloos naar het schortje van barbiolettevel kunt kijken, kun je eindeloos lezen in dit mooie prozawerk van Felicitas Hoppe.

Felicitas Hoppe – Paradijzen, overzee (Paradiese, Übersee, vert. Elly Schippers) Querido, 2005

Leeslinks

Nog meer fantasierijke romans:
Peter Verhelst – Tongkat
Hafid Bouazza – Momo
Over een schrijver die onder andere toeristen gidste op Mallorca:
Albert Vigoleis Thelen – Het eiland van het tweede gezicht