De borduurster
Roman over een jong meisje op een klein Engels eiland.
Man of Aran, een film uit 1934, geregisseerd door Robert J. Flaherty, gaat over het barre leven op een van de Ierse Aran eilanden. Deze zwart-wit film (die op YouTube is te zien) en grootouders die in eenzame kustgebieden woonden in Ierland en in het Engelse Wales waren de inspiratiebronnen voor Elisabeth O’Connors debuutroman Walvistij.
Een onheilsteken
Het verhaal begint met een aangespoelde walvis, een steeds bekender beeld in de literatuur. In de film is te zien hoe vissers er dagen over doen om een enorme reuzenhaai binnen te halen. De visolie van deze vis zou voor maanden brandstof opleveren voor de bewoners op het eiland. Maar in Walvistij komt er een firma van het vasteland om het karkas van de grote walvis op te ruimen en moeten de bewoners het alleen doen met de stank. In dit verhaal kan de aangespoelde walvis een onheilsteken zijn. De roman speelt tenslotte in 1938. Hoe eenzaam het imaginaire eiland ook ligt ergens aan de kust van Wales, de spanningen die in die dagen Engeland en heel Europa teisterden wegens de naderende Tweede Wereldoorlog, drongen ook langzaam door tot het eiland waar de 18-jarige Manod voor haar vader en haar zusje zorgt.
Wetenschappers
Maar vooralsnog gaat het leven er zijn gewone gangetje, zelfs de walvis verstoort het ritme niet van het handjevol vissers met hun 12 families, die er nog op het eilandje woont. De bewoners kijken wel even op wanneer Edward en Joan arriveren, piekfijn geklede wetenschappers die alles over het eilandleven willen vastleggen: volksverhalen, muziek, leefgewoonten en andere tradities.
Manod, die Engels heeft geleerd, wordt gecharterd als assistente. Stiekem hoopt Manod dat Edward en Joan haar een opening zullen bieden voor een ander leven op het vasteland, want ook Manod, net zoals haar vriendje Llew en de meeste jongeren die op het eiland opgroeien, wil het benauwende leven op het eiland verlaten, met of zonder haar simpele zusje Llinos.
Hoe hard zo’n leven kan zijn, is te zien in Man of Aran, die vooral indrukwekkende beelden laat zien van hoe de ruige zee het eilandleven bepaalt. Oppermachtig en woest. O’Connor brengt echter, ondanks dat op haar fictieve eiland het leven net zo simpel is, veel kleur en beweging in haar verhaal. Terwijl ze vertelt, beschrijft ze heel filmisch en kleurrijk de rijke natuur en een kleine woongemeenschap die vergeleken met het vasteland nog behoorlijk traditioneel is. Wat Joan en Edward hadden moeten vastleggen, doet O’Connor zelf.
Kinderen en vreemdelingen
Het verhaal heeft dezelfde sfeer als twee romans, die over jonge kinderen gaan op het Engelse platteland die geïntrigeerd raken door de komst van vreemdelingen. In Esther Freuds roman Meneer Mac en ik gaat het over de beroemde architect Charles Rennie Mackintosh die een tijdje op het platteland doorbrengt wanneer de Eerste Wereldoorlog op het punt van uitbreken staat. In De schimmen van Zennor van Helen Dunmore zijn het de Engelse schrijver D.H. Lawrence en zijn Duitse vrouw die voor spanningen zorgen in oorlogstijd op het platteland, waar eigenlijk nooit iets gebeurt, maar waar de geest van de oorlog uit de fles is.
Joan en Edward zijn niet gebaseerd op historische personages, maar hun onderzoek werd wel degelijk uitgevoerd op afgelegen eilanden. O’Connor heeft echter geen goed gevoel over die pseudo-wetenschappers die foto’s kwamen maken van vissers in het water die niet konden zwemmen, of de boel romantischer maakten naar gelang het hen uitkwam. Wat een beetje pit aan het verhaal geeft.
Een betere toekomst
Het verhaal over Manod, die uit pure verveling het eilandleven met de borduurnaald vastlegt op stof, die een moeder voor haar zusje probeert te zijn en stiekem droomt over een betere toekomst, is een hartroerend verhaal waarin je af en toe best wel eens op het randje van de leesstoel belandt.
Deze roman is rijk van beeld en tekst, vol onderhoudende verhalen over het leven op een eilandje, waar we allemaal wel eens van dromen. En de walvis? De beschrijvingen over hoe zo’n machtig dier uiteindelijk rottend op een strand eindigt, was misschien toch een teken dat het leven niet gemakkelijk zou worden.
Elisabeth O’Connor – Walvistij (Whale Fall, vert. Jan de Nijs), Ambo Anthos 2024
Leestips:
De oorlog op het Engelse platteland:
Helen Dunmore – De schimmen van Zennor
Esther Freud – Meneer Mac en ik
Eilandleven:
Carys Davies – Helder
Roy Jacobsen – De onzichtbaren
Jaap Robben – Birk
Aanspoelende walvissen:
John Ironmonger – De dag dat de walvis kwam
Ingrid Winterbach – Roerige tijden
Nog meer walvisverhalen:
Malachy Tallack – Die mooie Atlantische wals
Zades Mda – De walvisroeper
László Krasznahorkai – De melancholie van het verzet