Carys Davies – West

Weer een nieuwe legende

Amerikaanse roman over een zoektocht in het Wilde Westen.

Het oude Amerikaanse Wilde Westen begint best populair te worden in de literaire wereld. Geen indianenverhalen meer à la Karl May, ook de pioniersverhalen hebben we gehad, zoals Vreemde ogen van Alissa York en Overgave van Arthur Japin. Nu zijn het verhalen over kleine nederzettingen, klaar om uit te groeien tot moderne dorpen en steden, die omgeven zijn met nog steeds het onbarmhartige landschap, gevuld met bijna legendarisch dolende reizigers, op zoek naar geluk of veiligheid.

In 2013 werd Butcher’s Crossing van John Williams opnieuw uitgegeven. Het verhaal over een groepje bizonjagers gaat vooral over de gevaarlijke natuur, die getrotseerd moet worden. Het speelt in de laatste dagen van die epische tijd, toen er nog groepen bizons rondtrokken.

In 2019 kwamen maar liefst twee schitterende, in het Nederlands vertaalde boeken uit over datzelfde Wilde Westen, waar pioniers, geluk- en goudzoekers moeizaam doorheen ploeterden. Beiden met een legendarische hoofdpersoon, op de vlucht en op zoek naar zichzelf: In de verte van Hernan Diaz en Achterland van Téa Obreht.

En nu is daar alweer een roman over een dolende held in het Westen, met dit verschil dat de beschrijvingen van het schrikbarende landschap zijn teruggebracht tot uiterst noodzakelijk. Het is sowieso een boekje dat zuinig is met woorden. Wat overblijft is een van die heldenverhalen, die, zo kan ik me voorstellen, van mond tot mond gingen in die tijd.

Het Wilde Westen was vooral het land van allerhande dromen. Een krantenartikeltje over de vondst van enorme botten, die wijzen op het bestaan van onbekende en grote dieren, zet weduwnaar Cyrus Bellman meteen aan het dromen. Misschien door de leegte, ontstaan door zijn net weggevallen vrouw, of een midlife crisis: de botten laten hem niet meer los en Bellman wil als eerste mens deze onbekende dieren vinden.

Hiermee is de toon gezet in het boek: een geobsedeerde vader, die voor zijn queeste zijn tienjarige dochtertje Bess achterlaat onder de hoede van haar tante Julia, op zoek naar dieren, waarvan wij al weten dat hij die nooit te zien krijgt. Schotelt Davies ons een komedie voor, of krijgen we drama?

Even denk je zelfs in een avonturenroman terecht te komen. Wanneer Bellman op een handelspost stuit, krijgt hij Oude Vrouw In De Verte, een schamel indianenjongetje, in de maag gesplitst om hem te vergezellen op zijn krankzinnige tocht. Het duo doet denken aan de Spaanse anti-held Don Quichot en zijn knechtje Sancho Panza. Maar het verhaal blijft schakelen tussen vader en dochter, en aan beide kanten bouwt zich een zekere spanning op.

Want de op haar vader wachtende Bess is een ontluikende bloem, wat de weinige mannen die een rol hebben in het verhaal, niet ontgaat. Vooral de knecht en buurman Elmer Jackson, die is aangewezen om op de ezelsfokkerij een handje te helpen tijdens de afwezigheid van Bellman, begint snode plannen in zijn hoofd te krijgen.

Ook de tocht van de blanke kolonist die met zijn indianenknechtje communiceert in gebarentaal, neemt steeds ruigere trekken aan. Hoe Bellman ook tekent en duidt, geen indiaan of ander persoon die ze tegenkomen, heeft ooit oog in oog gestaan met die bomenhoge dieren, die Bellman zoveel nachten uit zijn slaap houden. Terwijl de lichamelijke conditie afneemt, raakt ook het schatkistje van Bellman langzaam leeg, dat gevuld was met allerlei snuisterijen om te ruilen met de indianen, zoals een gestreepte blouse en de breinaalden van zijn overleden echtgenote.

Communicatie en praatjes, ruilhandel en gewin, blanken en indianen, het zijn de thema’s van dit ingetogen romannetje, dat nergens een woord teveel heeft. Het onderhoudende verhaal is goed voor een glimlach en een kleine traan, een luchtig verhaal, ook al zijn er genoeg drama’s waarbij mensen het leven laten.

Zo spaarzaam als Davies met haar woorden is, heeft ze wel telkens kleine verrassingen voor de lezer. De ontknoping zie je al van verre aankomen; het echte einde is toch een geheel in stijl en aandoenlijke verrassing.

West is een klein juweeltje, een kort, maar krachtig verhaal. Het draagt bij aan de vermythologisering van dat vroegere Amerika, toen er nog genoeg land te verdelen viel, de indianen van de beste stukken waren verjaagd en er nog volop eigenzinnige mensen rondzwierven, op jacht naar hun verre droom. Een groot vat vol kleurrijke verhalen, waaraan die over Cyrus Bellman ook toegevoegd kan worden.

Carys Davies – West (West, vert. Nicolette Hoekmeijer) Meulenhoff 2020

Leeslinks
Van dezelfde schrijfster:
Het missiehuis
Over het mythische Wilde Westen:
C. Pam Zhang – Al wat goud op de bergen is
John Williams – Butcher’s Crossing
Hernan Diaz – In de verte
Tea Obreht – Achterland
Over pioniers en indianen:
Arthur Japin – De overgave
Alissa York – Vreemde ogen
Goudzoekers in Nieuw Zeeland:
Eleanor Catton – Al wat schittert
Goudzoekers in Amerika:
Isabel Allende – Fortuna’s dochter
Een cowboy-komedie:
Patrick DeWitt – De gebroeders Sisters