Daar aan de Zwarte Zee
Russische ode aan de havenstad Odessa begin 20ste eeuw.
Odessa werd in 1794 opgericht door de Russische keizerin Katherina de Grote en groeide uit tot een levendige stad met een vrolijk gekleurd palet aan bewoners. Begin twintigste eeuw was het een kosmopolitische handelsstad, waar iedereen met elkaar werkte en plezier maakte. Totdat de zaadjes van de naderende Russische revolutie aan het ontkiemen sloegen, er polarisatie optrad tussen de verschillende bevolkingsgroepen en de joden steeds meer in een verdomhoekje werden geduwd.
Odessa is de geboortestad van de Joodse, Russische schrijver en activist Vladimir Zjabotinski, die een militant zionist werd en tegenstander van Ben Goerion. Hij verliet in 1907 de stad om nooit meer terug te keren. Misschien dat daarom de pagina’s met weemoed zijn doordrenkt. Aan de hand van zijn vriendschap met de Joodse familie Milgrom, in het bijzonder met de oudste dochter Maroesja en de middelste zoon Serjozja, geeft hij een boeiend portret van deze Parel aan de Zwarte Zee.
Maroesja had een hele schare bewonderaars, die haar thuis vaak opzocht, waaronder Vladimir. Er waren handelaren, studenten, spionnen, dichters en kleine criminelen die voor vrolijke momenten zorgden. Haar broer Serjozja portretteerden ze in twee regels, zoals een met krullen gesierde dichter:
“Hij is een voorname en zeer verheven geest,
Maar weet niet of hij Kant of Beethoven leest.”
Serjozja lijkt alles aan zijn laars te lappen en navigeert als een rasechte bon vivant en vlegel door het leven, dat uiteindelijk best grimmige kantjes gaat krijgen.
Toen in 1905 de kruiser Potjomkin vol muitende matrozen in de haven van Odessa lag, zaten de kinderen Milgrom omgeven door vrienden op een heuvel het schouwspel gade te slaan en besliste Maroesja over haar huwelijk. Ze zijn dan nog onbevangen en onbezorgd voor kanonnenvuur en geweerschoten (terwijl er vervolgens een kleine opstand plaatsvond met vele doden).
We vernemen al snel van de schrijver dat de familie echter geen al te best lot is beschoren. En zo voert het verhaal langzaam maar zeker naar zowel de ondergang van de familie Milgrom, als van het heerlijke leventje in het mooie Odessa.
Het is een prachtig portret geworden van een stad die gebouwd is op Russische, Oekraïense en Joodse fundamenten. Zjabotinski heeft de grandeur van de stad prima weergegeven, net zoals de levendigheid die alle handel met zich meenam. Hij neemt je mee door de straten, langs de havens en een enkele keer naar een buitenhuis. Aan de hand van de Milgroms schetst hij het leven, dat van vrolijk onbezorgd, naar losgeslagen gaat.
Het boek verscheen in 1936. In deze nieuwe vertaling stoorde ik me wel aan het woord passagiers, dat wordt gebruikt voor de bezoekers die huize Milgrom aan doen om Maroesja te zien. Een bizarre vertaling, of een traditionele naam voor bewonderaars?
Vladimir Zjabotinski – Afscheid van Odessa (Pjatero, vert. Otto Boelen en Inge van Gemert), Wereldbibliotheek 2010
Leestips
Over pogroms in Rusland (en de Oekraïne):
Jonathan Safran Foer – Alles is verlicht
Spelend in Odessa:
Janet Skeslien Charles – Bruid op bestelling
Rusland en de Oekraïne:
Pieter Waterdrinker – Poubelle
Afscheid van Harbin:
William Gerhardie – De polyglotten
Over een andere stad die ten onderging: Bakoe
Kurban Said – Ali en Nino
Over een vluchteling uit Moldavië in Amerika:
Aleksandar Hernon – De dagen van Lazarus
Portretten van steden:
Orhan Pamuk – Istanbul