Zo mooi als de seizoenen
Ierse roman over een zonderlinge man en een hond.
Wie de film Spring, Summer, Fall, Winter and Spring van de Koreaanse regisseur Kim Ki-duk heeft gezien, moet dit boek lezen. Niet alleen refereert Sara Baume met haar (Engelse) titel ook naar de vier jaargetijden (Spill simmer falter wither), het verhaal heeft dezelfde stille schoonheid als de film over een monnik, die op een eilandje met alleen een boeddhistische tempel een jongen grootbrengt.
Het is jammer dat de Nederlandse vertaling niets met de prachtige titel heeft gedaan. Zelfs letterlijk vertaald – morsen sudderen wankelen verdorren – zou het de inhoud beter hebben weergegeven dan Stommelen stampen slaan. Deze drie woorden zijn negatief en brengen meteen de hoofdpersoon in diskrediet: is hij een onhandig stommelende, kwaadaardig stampende man die slaat? Bovendien slaat de oorspronkelijke titel ook op de vier delen waarin het verhaal is verdeeld: lente, zomer, herfst en winter.
Het boek vangt aan met een prozaïsch stukje over een gewond dier dat vlucht. Het is een dramatisch deel uit het leven van Eenoog, de hond, die bijna op gelijke wijze het verhaal uitrent: bang en weer op de vlucht. Het zet ook de poëtische toon voor de rest van het verhaal.
Dit is een bijzonder verhaal over een man, die, omdat hij niet was zoals de anderen, een teruggetrokken leven had. En nu is hij zevenenvijftig: te oud om het leven over te doen, te jong om het te beëindigen. In de etalage van een winkel die alles verkoopt wat maar kapot is, ziet hij de advertentie over een hond ter adoptie met nog maar één oog. Hij haalt dit zielige beestje uit het asiel en krijgt de waarschuwing mee dat het een onverbeterlijke valse hond is.
De toon is nu dubbel gezet: een meer dan zonderlinge hoofdpersoon, die is opgegroeid met zijn vader, zijn moeder nooit heeft gekend en de schoolbanken nooit heeft gezien, neemt een valse hond in huis. Je zou denken dat er een verhaal volgt van de hond die zijn leven betert en de hoofdpersoon meer dan gelukkig maakt. Maar dit is niet zo’n boek dat je met een glimlach weer dichtslaat omdat alles tenslotte weer goed is gekomen. Dit is een boek dat je eigenlijk nooit meer zou willen dichtslaan, en zeker de laatste beelden blijven lang op het netvlies gebrand.
De man, het mismaakte lichaam van een vierkante kerel met bochel, maar met het hart van een kind, dus eigenlijk nog maar een jongen, probeert het leven op de rails te houden na de dood van zijn vader. Het was de enige persoon in zijn leven, behalve dan de beambte van het postkantoor, met wie hij telkens opnieuw dezelfde opmerkingen over het weer uitwisselt. De hond die hij in huis haalt, aangeschaft voor heel andere redenen – maar dat komt pas op het einde van het verhaal – neemt al snel meer plek in zijn leven dan verwacht. Het wordt zijn metgezel tegen wie hij kan kletsen en aan wie hij langzaam maar zeker al zijn geheime gedachten en gevoelens kan toevertrouwen.
Het verhaal vangt aan in de lente in een plaatsje ergens in Ierland (de schrijfster is Ierse), dat ineen geklemd ligt tussen een elektriciteitscentrale en een olieraffinaderij. Maar het ligt ook aan de zee, waar de vader van de hoofdpersoon ooit een bootje in had liggen en waar de stranden plek geven voor bespiegelende wandelingen. Het is het seizoen voor de bloemen die schuchter hun bladen ontvouwen, het is het seizoen om te zaaien en te dromen van zelfgekweekte groenten. Ray, zoals de verteller heet, gaat vol enthousiasme aan de gang om te zaaien en te poten. Het blijkt dat hij geen groene vingers heeft en veel gemors brengt geen succes.
Wanneer de zomer aanvangt en de tuin de beste plek is om te vertoeven, komt ook het dorp tot leven, van hangende jeugd tot buiten kletsende huisvrouwen en Ray duikt als een schuchter vogeltje zijn huis in, bang dat de mensen hem zullen opmerken en hem zullen gaan pesten. Het is sudderen in huis geblazen.
Wanneer de zomerhitte uit het straatbeeld verdwijnt, samen met de badgasten, krijgt Ray meer vrijheid en op een morgen gebeurt er iets waardoor zijn leven komt te wankelen. Hij stapt met Eenoog in de auto en begint een roadtrip door het herfstige platteland.
Ze leven vanuit de auto, hun nieuwe huis. Slapen op verlaten afritten, bekijken het boerenleven vanachter een autoraampje, kopen onderweg mondvoorraad en halen geld op bij een postkantoor.
Wanneer de bladeren zijn gevallen, lijkt alles op. De kou doet Ray naar zijn huis terugverlangen. Het leven verdort.
Het is geen spectaculair verhaal, maar het is de onderstroom die sjort en trekt. Ray kletst honderduit tegen zijn hond en zo komen we langzaam achter zijn verhaal: hoe eenzaam en verstoord zijn leven moet zijn geweest en de rol die zijn vader voor hem speelde. Terwijl het duo door het levendige landschap rijdt en de seizoenen wisselen, buitelen de associaties door Ray’s hoofd en loopt het verhaal langzaam naar zijn apotheose.
Het aangrijpende verhaal doet niet onder voor de fraaie schrijfstijl van Sara Baume, die niet alleen oog heeft voor de hoofdpersoon en zijn hond, maar ook voor de natuur die ze met veel liefde, mooie beeldtaal en haast poëtische wijze onder de aandacht brengt. Planten, grond, uitzichten, Ray vertelt zijn hond alles wat hij ziet en wat hij ervan denkt. En zo raken we verstrikt in dit prachtig vertelde verhaal, want je wilt geen afscheid van de verteller nemen, noch van deze fraaie vertelstem en beeldende taal. Het leven pruttelt gestadig door, maar toch ruikt de ondertoon naar een naderend drama en je weet niet wie aan het kortste eind gaat trekken: Eenoog of Ray.
Stommelen stampen slaan is een verrassend sterke debuutroman: zo zacht, zo weemoedig, zo teer, maar zo mooi en tegelijkertijd zo donker. Zoals de bloemen en vogels worden beschreven, zo raken we bekend met een man die het leven behoorlijk voor zijn kiezen heeft gekregen en een hond als gezelschap kiest. Een verhaal waarin je terstond opnieuw weer in wilt gaan lezen.
Sara Baume – Stommelen stampen slaan (Spill simmer falter wither, vert. Jan Willem Reitsma), Querido 2015
Leestips:
Van dezelfde schrijfster:
Weken maanden jaren
Handwerk
Zevenduizend eiken
Uit dezelfde school:
Claire-Louise Bennett – Poel
Claire-Louise Bennett – Kassa 19
Nog meer natuur en beperkingen:
Clara Dupont-Monod – Wat de stenen ons vertellen
Mooi poëtisch en ontregelend, met een sterke link naar de natuur:
Jaap Robben – Birk
Jim Crace – Een man, een vrouw en de dood
Anders zijn is niet zo gek:
Clare Allan – Poppy Shakespeare
Nog een ongewoon mooi debuut:
Jon McGregor – Als niemand over opmerkelijke dingen spreekt