In China waart het coronavirus rond, dat menige inwoner de stuipen op het lijf jaagt. China is dan ook zo druk bevolkt dat zo’n virus makkelijk om zich heen kan slaan. Chinese schrijvers nemen graag gewoonten en karaktereigenschappen van hun medeburgers op de hak, maar daarachter steekt maar al te vaak felle kritiek op het communistische bewind. Geen boek, geen ziekte noch een regime kan het Chinese volk eronder krijgen.
Een van de grootste Chinese schrijvers, Mo Yan, beschrijft een haast hilarisch leven van een moeder en zoon, dat telkens overhoop wordt gegooid door de zoveelste revolutie of oorlog, een boek bevolkt door vrijheidsstrijders, soldaten, revolutionairen en heel wat ander volk: Grote borsten, brede heupen.
Bi Feiyu neemt de inhalige Chinees op de korrel, door een verhaal te enten op een Chinees sprookje over het vrouwtje op de maan. Een kleine satire dat klinkt als een volksverhaal: De maanopera
Ook Dai Sjie neemt zijn personages niet al te serieus en vertelt in zijn tweede roman over de eerste psychoanalyticus van China. Heerlijke humor, terwijl we met de hoofdpersoon een stuk van het overbevolkte China afreizen: Het complex van Di.
Mi Jian is een schrijver en activist tegen het Chinese regime. Wanneer je zijn satire leest over twee vrienden, een schrijver die danst naar de nukken van de staat, arm en ongelukkig, en een beroeps bloeddonor, die het voor de wind gaat, begrijp je waarom zijn boeken (waaronder zijn latere werk Bejing coma en China Dream) verboden zijn in het land van het coronavirus: De noedelmakers.
Tenslotte de Chinese schrijver Ha Jin die ook de draak steekt met zijn medeburgers, maar vooral ageert tegen het Communistische regime. Zoals bijvoorbeeld over een arbeider die een kunstenaar wilde worden: Uit het gareel.