Kamel Daoud – Zabor

Een schrijvende Sjeherazade

Algerijnse vertelling over schrijven, woorden en de dood.

Zabor’s vader is stervende. Zabor weet niet wat hij moet doen: zal hij gaan schrijven? Zabor heeft een gave, en die is dat hij al schrijvende de dood op afstand kan houden. Zo heeft hij menige dorpeling gered; er lopen er genoeg rond op hoge leeftijd, door Zabor uit handen van Magere Hein gehouden.

Zijn vader, de rijke slager met heel veel schapen in het het dorp Aboukir, heeft Zabor en zijn moeder op een dag in de woestijn achtergelaten. Zabor was toen nog een baby. Zijn moeder is gestorven, waar en wanneer is niet duidelijk. Zijn stiefmoeder wilde Zabor niet in huis. Daarom groeide Zabor op bij zijn tante Hadjer, een lieve vrouw die hem zoveel mogelijk beschermt tegen dorpelingen die menen dat hij een afvallige is, of is behekst.

Want Zabor is geen zoon op wie een vader trots kan zijn. Eerst was hij bevangen door angsten, had nachtmerries en schreeuwde het hele dorp bij elkaar. Hij liet zijn tante amper los. Later kreeg hij een te hoge piepstem en bleef klein van lijf, anders dan de andere kinderen. Zabor kon niets en werd de risée van het dorp. In de moskee leerde hij schrijven en lezen. Hier lag een gave: hij leerde de meest ingewikkelde teksten vlot en foutloos uit zijn hoofd. Maar al die opgelegde zinnen, waarvan hij weinig begreep, liet hij los: hij wilde niet meer naar de koranschool, ondanks dat hij daar de beste leerling was. Niemand begreep waarom hij de klas verliet: nu was hij dus ook al een afvallige. Wanneer hij zijn vader op straat tegenkwam, durfde die hem nauwelijks te groeten, hij was beschaamd voor zijn zoon. Moet Zabor nu zijn vader redden?

“Het gaat erom dat je je adem met de stervende deelt, dat je zijn verhaal terugvindt onder de ruïnes en hem de noodzaak van het leven teruggeeft.”

Het verhaal dat Zabor zou schrijven is dat hij een gewone jongen is, zijn vaders oogappel die hem met respect behandelt. En dat hij zou trouwen met zijn buurvrouw, een weduwe, om haar haar lichaam terug te geven.

Het is een behoorlijk gefragmenteerd verhaal over een jongeman, die als kind de gave van taal, schrijven en lezen leert. Het begon toen hij na de koranschool de Franse romans leerde lezen. Toen ging zijn wereld open, herkende hij een taal en maakte die zich eigen. Een taal om de wereld te begrijpen, een taal om te communiceren, een taal om verhalen mee te vertellen. Voor hem bestaat er niets anders meer en hij vereert de letteren zodanig dat hij ermee kan strijden tegen de Dood. Zabor schrijft hele schriften vol met fantasierijke verhalen of zomaar bedenksels en oefeningen, om maar niet te stoppen met schrijven wanneer er iemand stervende is. Hij heeft zoveel volgeschreven schriften dat hij ze af en toe op een passende plek, bijvoorbeeld onder een appelboom, begraaft.

Het verhaal wordt rijkelijk gelardeerd met fascinerende, filosofie-achtige gedachten over de kracht van taal en woorden. Het draagt volop poëtische regels: geen verhaal om snel doorheen te gaan. Het stopt regelmatig bij beschouwingen over of beschrijvingen van het weer, natuur of dorp. Het springt door de tijd, van het verleden naar het heden, de dagen, nee, de uren dat zijn vader tegen de Dood vecht en Zabor tegen het niet opgeven van het schrijven.

Het verhaal doet sprookjesachtig aan: een stokoud dorpje, ver van de moderne wereld, gekneed door oude tradities en koloniserende Fransen. Zabor, de outcast van een rijke familie, met stiefbroers die hun gekke broer het liefst uit het dorp zouden willen verbannen, of hem iets anders aan willen doen. Zabor is bang voor ze, ook al vindt hij ze onwetend. Zabors buurvrouw, een jonge weduwe, die niet het huis uit mag en hoogstens haar gezicht mag laten zien. Wanneer Zabor over de grenzen van het dorp probeert te komen, valt hij flauw en komen zijn angsten van vroeger terug. Zijn liefde voor zijn opa, al lang geleden gestorven, toen Zabor nog niets van zijn gave wist. Nu respecteert hij zijn opa, die op een dag de taal was vergeten.

Het lijkt de laatste nacht van Duizend-en-een-nacht, de nacht waarin Zabor vecht met woorden tegen een nietsontziende storm die tegen de ramen en muren beukt, tegen de spoken uit zijn leven, tegen zijn stiefbroers die hem alleen zien staan wegens zijn vader.

Het is een prachtig schrijven, met woorden die de taal de hemel in prijzen. Soms een beetje te beschouwend, dus zeker een boek voor lezers met geduld. Wanneer de magie van Daoud’s woorden je heeft gegrepen, is het een boek om snel weer terug te lezen.

Kamel Daoud – Zabor (Zabor ou les psaumes, vert. Manik Sarkar) Ambo/Anthos 2018

Leeslinks

Over Algerije, niet zo poëtisch, maar wel zo mooi:

Yasmina Khadra – Wat de dag verschuldigd is aan de nacht

Spelen met taal:

Peter Verhelst – Voor het vergeten
Peter Verhelst – Tongkat
Ali Smith – Herfst
Hafid Bouazza – Salomon