Vallende vrouw en zwarte engelen
Roman over een journalist en de wonderlijke wereld van de Angolese hoofdstad.
De hoofdstad van Angola, Luanda, is in 2020 een bruisende stad waar miljoenen mensen leven en waar flatgebouwen zo hoog als wolkenkrabbers uit de grond zijn gestampt: welkom in de toekomst.
Maar is het wel de toekomst? Is het niet het huidige Luanda waarover de schrijver José Eduardo Agualusa niet raakt uitgeschreven? Behalve futuristische gebouwen in deze Afrikaanse hoofdstad, lijkt alles bij het oude te zijn gebleven: rijkdom en armoede die naast elkaar opduiken, corrupte politici en godsdienstfanaten, niets lijkt nieuw in de toekomst.
Luanda kent tal van labyrinten, zoals de kelderverdiepingen van de 48-etage tellende woontoren ‘De Termietenheuvel’, waarin winkels, restaurants en andere zaken waren gepland. Die zijn er nooit gekomen, zodat de duistere krochten nu een walhalla zijn voor allerlei gespuis. Er tegenover staat een toren die nooit is voltooid, en zijn betonnen staketsel biedt een torenhoog labyrint waarin allerlei duistere praktijken, maar ook culturele evenementen plaatsvinden. Mogen we de hoofdpersoon en journalist Bartolomeu Falcato geloven, dan is zelfs de psychiatrische inrichting onder leiding van Tata Ambroise een waar doolhof, waarin de traditionele kruidendokter eigenaardige praktijken uitoefent op zijn meestal onvrijwillige patiënten.
Ook het verhaal werkt als een labyrint. Er zijn romans die zoveel personages kennen, dat de schrijver ze op een rijtje zet, voor of achter in het boek. Agualusa neemt er gewoon een heel hoofdstuk voor en stelt hoofdpersonen én bijfiguren allemaal voor in hoofdstuk twee: een uiteenlopende variëteit aan personen, wiens kleurrijke of beladen achtergrond uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Je zou zo iedereen willen volgen, maar het is nu eenmaal het verhaal over Bartolomeu Falcato wiens huwelijk lijkt de stranden na de dood van een kind en die de bons krijgt van zijn minnares, de wereldberoemde zangeres Kianda. Misschien is het verhaal meer een legpuzzel, dan een labyrint, want er zijn geen doodlopende steegjes: al lezende besef je dat er niets te veel in de passages over de bijfiguren staat en blijkt alle gegeven informatie een plek in het grote verhaal te krijgen. Hoofdstuk twee maakt dus heel nieuwsgierig naar de verdere ontwikkelingen.
Zowel Falcato als Kianda zijn de vertellers van dit donkere, maar bonte verhaal, dat alle kanten op dreigt te schieten: een romantisch drama, een politieke thriller, een zedenroman of toch een portret van Luanda? Het is een fascinerend verhaal met een Zuid-Amerikaanse magisch realistische inslag en mysteriën over zwarte engelen en een vrouw die uit de lucht viel. Niet alleen zijn de verhalen onderhoudend, maar ook het taalgebruik en de beeldvorming doen niet onder voor de inhoud. Het is een fantasierijke roman uit Afrika, met een duidelijk eigen stem die zo zijn zegje doet over het land waar hij van houdt. Zowel Angola als Falcato hebben me verrast.
José Eduardo Agualusa – Het labyrint van Luanda (Barroco Tropical, vert. Harrie Lemmens) Meulenhoff 2013
Leeslinks:
Een ander boek uit Angola:
Pepetela – Roofdieren
Een ander eigenzinnig spannend boek met een sociale boodschap:
Ricardo Piglia – Doelwit in de nacht