Het laatste station
Proustiaanse roman vol jeugdherinneringen over onder andere een tram.
“Als kind stapte ik in de tram bij de trambestuurder, die met zijn knuisten de snelheidshendel bestuurde in een hokje waar gerookt mocht worden. Buiten de schoolkinderen stonden er ’s morgens vroeg arbeiders met zelf gedraaide sigaretten, net als uit de mondhoek van de bestuurder ook zo’n peuk hing. De tram reed van het pleintje met de bioscoop vanuit het centrum door de Kastanjelaan waarna het langs statige huizen met tuinen en hekken en langs wijngaarden naar het strand reed, waar het spoor ergens in het zand wegliep. Het eindpunt bij zee was het ‘mondaine strand’ waarop families uit de stad ’s zomers hun intrek namen met tenten en windschermen.”
Een oude man ligt in het ziekenhuis en nadert het eindstation van zijn leven. Jeugdherinneringen keren terug, vol beelden van de oude tram waarmee hij vroeger naar school ging. Hij ziet taferelen van een gelukkig familieleven aan zee, maar ook zijn moeder die steeds zieker werd. De tram was ongeveer zeven meter lang en had grote reclameborden op zijn dak met SUZE en BYRRH. Hij reed langs vijgenbomen en bramenstruiken, en alleen de kinderen namen notitie van de rijpe vruchten. In september lag over alles een deken van stof, net zoals over de herinneringen.
De tram is een mozaïek van herinneringen over het leven in een klein plaatsje aan zee in het zuiden van Frankrijk. Het trammetje staat symbool voor de nostalgie van mooie zomers aan zee en het geluid van een gelukkige jeugd.
Claude Simon, geboren in 1913, publiceerde zijn eerste van vele boeken in 1945 (Le Tricheur). Hij schrijft veel over herinneringen. In dit boek zeer oude herinneringen: de hoofdpersoon moet een jongetje van zes zijn geweest en de beschrijving van een ouderwets stadje dat langzaamaan moderniseert, komt uit een stoffig verleden en wordt net zo ‘mistig’ beschreven. Af en toe focust Simon in op een onderwerp zoals de ‘paraplu-spar’ of een gebouw zoals de bioscoop, een verenigingsgebouw, of het casino dat scherper wordt beschreven. Het stadje blijkt Perpignan in de wijnstreek Rousillon te zijn. De moeder met haar voorliefde voor chocolademelk op z’n Spaans en langoesten is al bekend uit een paar van zijn eerdere boeken. Ook oorlogsherinneringen zijn niet vreemd in zijn werk. De schrijver heeft zelf meegedaan aan de slag aan de Maas in de 2de Wereld Oorlog (1940). Claude Simon kreeg in 1985 de Nobelprijs voor literatuur en heeft al een aanzienlijk oeuvre op de markt gebracht.
Maar Simon houdt er een complexe schrijfstijl op na in De tram. De op het eerste gezicht willekeur van volgorde van stukjes, paginalange zinnen die doorstoken zijn met allerlei commentaar en andere zijwegen. Hoewel zijn zinnen poëtisch overkomen en zich als een rivier door het boekje slingeren en je soms de mediterrane sfeer van mooie hete zomers in het zuiden heel goed kunt voelen, is dit toch eerder een boekje voor mensen die houden van ellenlange zinnen, dromerige wendingen en door elkaar gehussel van heden en verleden. Of voor liefhebbers van een Proustiaanse schrijver, die met zijn La route des Flandres in 1960 een belangrijk lid van de Nouveau-Roman-beweging werd.
Claude Simon – De tram (Le Tramway, vert. Maria Noordman) De Geus, 2003
Leestips
Herinneringen:
Margarita Liberaki – Drie zomers
Nog meer Franse jeugdherinneringen:
Emilie Carles – Een soep van wilde kruiden
Patrick Modiano – Een stamboek