Christian Kracht – 1979

De moderne weg der verlichting?

Verontrustende roman beginnend bij de val van de Perzische Sjah en eindigend in een Chinees werkkamp.

De verteller van dit curieuze boek is in Iran met zijn vriend Christopher, waar hij een decadent feest bezoekt aan de vooravond van de val van de Sjah. Christopher lapt alles aan zijn laars en gedraagt zich schandelijk: te veel drank en te veel drugs. Hij is binnenhuisarchitect en leeft in Christophers schaduw, die geïnteresseerd is in de Oosterse architectuur. Hij haat hem op sommige momenten, maar kan hem niet loslaten. En ook nu weer moet hij hem van het feest wegslepen.

Tanks rijden door de straten van Teheran wanneer hij zijn vriend in het ziekenhuis achterlaat en ondanks de waarschuwing van de Duitse ambassade om het land zo snel mogelijk te verlaten dwaalt hij tussen opstandelingen, van communisten tot Khomeiny-aanhangers, tot hij de vreemde Roemeen Mavrocordato weer ontmoet die zich met ‘alchemistische’ trucjes spelenderwijs probeert in te zetten voor de islamitische revolutie.

Van hem ontvangt hij geld om zich te reinigen: loop om de heilige Tibetaanse berg Kailash en je zonden zullen je vergeven worden. Hij zet zich aan die taak in het verre Tibet, ontmoet er pelgrims met wie hij op zijn knieën rondom de berg kruipt, totdat de Chinese militairen zich ermee komen bemoeien.

Christian Kracht, een van oorsprong Zwitserse miljonairszoon, is in de Duitse literatuur de tegenhanger van het Franse ‘enfant terrible’ Michel Houellebecq. Weet je in Houellebecq’s laatste boek Platform niet helemaal aan welke kant de schrijver staat, bij Kracht weet je het nog minder. In rake streken schetst hij de vriend van zijn hoofdpersoon, de ik-verteller, als ijskoude dandy die een soort jet-set feest in Teheran bezoekt aan de vooravond van de val de Sjah, in een tuin compleet met hasj-bos, waar de eigenaar nog niet eens kwaad wordt wanneer hij een klap in zijn gezicht krijgt.

De decadente rijkdom van het Westen druipt van al deze bladzijden en de ik-persoon lijkt zich hiervan te distanciëren. Maar al gauw blijkt dat de ik-persoon als een stuurloze boot op de wereldoceaan ronddobbert en alleen kennis van en interesse heeft in stoffen en andere zaken waarmee hij als binnenhuisarchitect te maken heeft. Wanneer een persoon uit het boek beweert: “Er zal een nieuwe tijdrekening beginnen in dit land, buiten de greep van Amerika. Er is maar één ding dat daar tegen bestand is, er is maar één ding sterk genoeg: de islam.”, zal hem dat worst wezen.

En wanneer de batman-achtige Mavrocordato hem beveelt boete te gaan doen in Tibet, reist de ik-persoon als een lamgeslagen slachtdier gedwee naar dit door China bezette land der Heiligen. Na een eerste rondje om de heilige berg Kailash constateert hij geen verlichting noch enige andere verandering bij zichzelf. Pas wanneer hij is afgedaald in de krochten van de hel in de gedaante van een Chinees werkkamp en na ettelijke zelfkritieken, bespeurt hij enige verandering: “Ik was een goede gevangene. Ik heb steeds geprobeerd me aan de regels te houden. Ik heb me gebeterd. Ik heb nooit mensenvlees gegeten.”

Krachts vorige boek Faserland – over een jongen die door heel Duitsland moderne party’s afreist waarbij natuurlijk de nodige drugs en drank worden gebruikt – zette deze jonge schrijver meteen in de gelederen van de zogenaamde ‘popliteraten’ (consumptieschrijvers over de jaren 80-90 met o.a. veel vernoeming van merkkleding, tv-herinneringen en andere eigentijdse goederen), een groep Duitse schrijvers vergelijkbaar met onze generatie nix (Ronald Giphart) of de Amerikaanse groep Bratpack (Bret Easton Ellis).

Duitse critici hebben 1979 al uitgeroepen tot het boek dat een punt achter die popliteratuur zet. Kracht is zijn grenzen overgestoken en heeft de wereld tot zijn decorum genomen. Van losbollige party’s uit de jetsetwereld heeft hij zich op wereldse stromingen gestort en komt met een verhaal dat zowel verontrustend als quatsch aandoet. De hoofdpersonen kunnen vergeleken worden met de schrijver Robert Byron en zijn vriend Christopher Sykes, die begin negentiende eeuw door Afghanistan en Perzië reisden. Byron kende de Griekse staatsman Alexander Mavrocordato, die een belangrijke rol speelde in de vrijheidsstrijd van de Grieken. Toeval? Kracht beweert nog nooit een boek van Byron gelezen te hebben, noch van Huysmans of van Freiherr von Ungern-Sternberg, waaruit paralellen met 1979 kunnen worden getrokken. Net zoals Houellebecq lijkt ook Kracht wars van enig onderzoek voor een te schrijven boek. Maar na enige strikvragen blijkt Kracht niet zo onnozel als hij zich graag voordoet. Misschien is dat de nieuwe manier van aandacht vragen bij dit soort jonge schrijvers: provoceren en maar raak te lijken schrijven. Een manier echter die je wel aan het denken zet.

Worden in het Chinese klassieke verhaal Reis naar het westen de mensen die ‘De weg der verlichting’ hebben afgelegd gelouterd en als goden behandeld, de moderne mens moet het tegenwoordig doen met een plaatsje in een gevangenkamp waar hij zich kan voeden met maden uit de zieken. De vraag is hoe lang ‘De weg naar verlichting’ van Christian Kracht zelf is, want het lijkt me dat hij met dit boek nog lang niet op zijn bestemming is.

Christiaan Kracht – 1979 (1979, vert. Hans Hom), De Arbeiderspers, 2002

Leeslinks
Van dezelfde schrijver:
Eurotrash
Imperium
Ik zal hier zijn in zonneschijn en in schaduw
Van het Franse ‘enfant terrible’:
Michel Houellebeck – Platform
Michel Houellebeck – Elementaire deeltjes
Een navertelling van het klassieke verhaal over ‘De weg der verlichting’
David Kherdian – Aap. De weg naar het westen
Een ander boek over Teheran en de val van de Perzische Sjah:
F. Springer – Teheran, een zwanezang