‘No blacks, no Irish, no dogs’
Engelse roman over Jamaicaanse immigranten in Engeland rond 1948.
In 1948 kwamen zo’n 500 emigranten aan in Tilbury, Engeland, met het stoomschip Empire Windrush. Deze groep emigranten wordt ook wel aangeduid als de ‘Windrush’-generatie en staat bekend als de eerste golf immigranten die Engeland heeft veranderd in de multiculturele samenleving die het nu is.
De vader van Andrea Levy was een van de passagiers van de Empire Windrush. Andrea Levy werd in 1965 geboren in Engeland en is opgegroeid in die multiculturele maatschappij. Haar eerste boeken gaan over Jamaicanen die leven tussen de witte Engelsen. Het semi-autobiografische Every Light in the House Burnin (1994) gaat over een Jamaicaanse familie die in de jaren 60 in Londen leefde. Never far from nowhere (1996) gaat over twee zusters in de jaren 70 in Londen en Fruit of the Lemon (1999) gaat over een vrouw die teruggaat naar Jamaica.
Met Klein eiland heeft Andrea Levy een stap teruggezet in de tijd, naar de Tweede Wereldoorlog en 1948, het jaar dat de Empire Windrush aankwam in Engeland. Het verhaal is semi-historisch en semi-autobiografisch en het kent vier hoofdpersonen en vertellers: De Jamaicaanse Gilbert Joseph en Hortense en de Engelse Queenie en Bernard.
Gilbert Joseph heeft voor het moederland Engeland gevochten in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog schept hij dik op over Engeland en wil terug. Het is Hortense die hem die mogelijkheid biedt. Ze trouwen en Hortense vertrekt 3 maanden na Gilbert Joseph naar Engeland.
Hortense heeft nog grotere dromen over het moederland. Zoals wonen in een groot huis. Vol verwachting klopt haar hart wanneer ze op het adres van Gilbert Joseph aanbelt, een groot huis met een bel aan de voordeur. Het is een vrouw die opendoet en Hortense wordt al snel uit haar droom geholpen: Gilbert Joseph huurt slechts een kamer bij die vrouw.
Die vrouw is Queenie die het al jaren zonder haar man Bernard moet stellen, omdat Bernard de oorlog is ingegaan en nooit meer is teruggekomen. Dus Queenie verhuurt kamers voor een schappelijke prijs aan gekleurde mensen, tot ergernis van de buurman, die vindt dat hun wijk hardhollend achteruit gaat met al die zwartjes in de straat. Wanneer Bernard tenslotte toch nog terugkeert uit de oorlog, staat Queenie voor veel problemen.
Gilbert Joseph is degene die al het best bekend is met racisme. Toen hij bij de RAF zat, moest hij vaak racistische sneren en streken ondergaan van de Amerikaanse GI’s, die in Engeland gelegerd waren, alsof ze in deze oorlog niet allemaal aan dezelfde kant stonden. De ergste vijanden van Gilbert Joseph waren niet de nazi’s, maar de Amerikanen. Dat ook het moederland na de oorlog zijn onderdanen uit het verre eiland zo zou behandelen, komt voor hem minder hard aan dan voor Hortense, die tot haar afschuw er achterkomt dat ze met hun zwarte huid niet alleen een bezienswaardigheid op straat zijn, maar ook een groep mensen die wordt buitengesloten.
Queenie ziet de zwarte mensen zoals ze zijn: mensen met een andere kleur huid. Ze ontvangt ze als vrienden in haar huis en als de buurman opmerkingen heeft over haar gekleurde huurders, haalt ze haar schouders op. Toch komt er ook voor Queenie een moment dat ze kleur moet bekennen.
Bernard is haar saaie man die bankbediende was en in de oorlog naar India werd gestuurd. Hier werd Bernard geconfronteerd met de Indiërs die de Engelsen graag zagen vertrekken uit hun land. Bernard leerde van zich af te bijten, zodat hij best wat is veranderd als hij tenslotte weer thuiskomt.
De na-oorlogse tijd met het opkomend racisme heeft Andrea Levy op heel subtiele en mooie wijze in dit verhaal opgetekend. Eerst was Gilbert Joseph nog maar een bezienswaardigheid. De blanke Engelsen waren verbaasd als zo iemand ook nog kon praten en de kinderen probeerden hem aan te raken om zich ervan te vergewissen dat zo’n zwarte man wel levend was. Maar naarmate het verhaal vordert, worden de racistische incidenten steeds feller van toon en wordt het racisme steeds verder uitgesproken.
Door het verhaal te laten vertellen door vier verschillende personages, die teruggaan naar hun jeugd, of in het geval van Gilbert Joseph en Bernard, aan de hand van hun oorlogservaringen, krijgt het verhaal nog meer kleur en diepte.
Vooral de scènes tussen de hautaine Hortense en Gilbert Joseph, die weet dat Hortense van haar voetstuk zal moeten stappen, zijn bijzonder onderhoudend dankzij de briljante dialogen die in een dialect zijn geschreven. Maar ook de platvloerse Queenie kan er wat van.
Dan is er nog het moederland, het Verenigd Koninkrijk, dat voor zijn oorlogen soldaten rekruteerde van over de hele wereld: uit de Caribean, uit Indië, uit Afrika. Terwijl de overzeese onderdanen alles af wisten van hun ‘moederland’, wist geen Engelse bewoner waar Jamaica lag. Vooral dit detail speelt mee in het roerende verhaal over Hortense en Gilbert Joseph, die zich als kinderen van het Engelse Rijk zagen, maar eenmaal in het moederland, werden behandeld als tweederangs burgers. Niet alleen Jamaica is een klein eiland, ook Engeland is in die zin een klein benauwd eiland.
Klein eiland is een meeslepend boek over de lotgevallen van twee blanke en twee zwarte mensen in het na-oorlogse Londen. Net als Zadie Smit’s Witte tanden heeft het boek veel succes in Engeland, ondanks dat het verhaal de blanke Engelsen op de feiten van racisme drukt. De bijzonder onderhoudende manier waarop Andrea Levy haar vier personages heeft gecreëerd, kan zelfs verstokte racisten verlokken om haar boek te lezen. Tenslotte is dit een boek over de geschiedenis van Engeland.
Andrea Levy – Klein eiland (Small Island, vert. Arthur de Smet), De Geus, 2007
Leeslinks
Over racisme in Engeland:
Zadie Smith – Witte tanden
Hanif Kureishi – De boeddha van de buitenwijk
Maggie Gee – Een gewoon gezin
Marina Lewycka – Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne
Preethi Nair – Honderd tinten wit
Over een dominicaanse jongen in Amerika:
Junot Diaz – Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao