Onder het Engelse juk
Historische roman over familie die zich verspreidde over Birma, India en Maleisië.
In November 1885 trekken de Engelsen Birma binnen en halen de Birmese koning en koningin met een groot gevolg uit hun paleis om ze te verbannen naar India.
Rajkumar, een klein weesjongetje uit India, die in Mandalay was gestrand, nadat de boot waarop hij werkte gerepareerd moest worden, is getuige van de aftakeling van dat prachtige glazen paleis wat eerst wordt geplunderd door het Birmese volk en vervolgens wordt ontdaan van zijn koninklijke bewoners. Tijdens de plundering, waar hij zelf niet aan mee doet, ontmoet hij in het paleis een meisje net zo jong als hij: een kindermeisje voor de prinsessen. Haar naam is Dolly. Wanneer de koninklijke stoet, begeleid door Engelse soldaten, door de straten van Mandalay trekt op weg naar de haven waar een boot op hen wacht om hen naar India te vervoeren, ziet Rajkumar Dolly weer: hij weet haar nog net wat snoepgoed in haar handen te drukken voor de reis.
Terwijl de koninklijke familie zich installeert in hun verbanningsoord, Ratnagiri, een klein dorpje aan zee in India, stapt Rajkumar de houthandelswereld binnen onder leiding van Saya John, een Maleisiër die hij in Mandalay heeft leren kennen. Ze bezoeken de teakhoutkampen die overal in Birma liggen. Wanneer Rajkumar door heeft hoe hij geld kan maken als ronselaar van arme Indiase mannen voor de Birmese teakhoutkampen, grijpt hij zijn kans en verdient hij het eerste grote geld van een kapitaal dat snel zal groeien. Hij wordt een gevierd zakenman, maar er is iets wat aan hem knaagt. Dat kleine meisje in het gevolg van de koninklijke familie…
Zo komt het dat op een dag de collecteur en zijn vrouw Uma in Ratnagiri een rijke zakenman uit Birma ontvangen en Dolly, het kindermeisje uit de koninklijke villa Outram een belangrijke beslissing moet nemen.
Daar begint de geschiedenis van een Birmees/Indiase familie, die een hele eeuw zal beslaan, die oorlogen zal overleven en die zal zwerven tussen Birma, India, Maleisië en Amerika.
Amitav Gosh weet je in weergaloze stijl mee te trekken door deze turbulente eeuw geschiedenis, dat gaat over een familie waarin kinderen geboren worden, trouwen en weer kinderen krijgen, die de oorlog in gaan of worden gegrepen door de oorlog. Maar dat ook gaat over Birma, eens het land van goud en goed leven, dat wordt uitgemolken door de Engelsen en vervolgens onder de voet wordt gelopen door de Japanners. Of over India waarvan mannen trots vechten in het Engelse leger, soms zelfs tegen andere Indiërs, of andere mensen beramen hoe ze het Engelse juk af kunnen schudden. Of over rubberplantages in Maleisië.
Een hoogtepunt van al deze verschillende levens is de bruiloft van Manju, Uma’s dochter, en Neel, Rajkumars zoon. Op het feest bevinden zich onder andere Indiërs, Birmezen en Maleisiërs, een Birmese prinses, een Indiase luitenant van het Engelse leger, boeddhistische monniken, een Birmese zakenman.
Amitav Gosh is een goed geschiedschrijver. Niet te veel stilstaand bij de gehele geschiedenis van zowel mens als land, weet hij in één grote boog een hele eeuw te omspannen. De eerste oorlog wordt in enkele pagina’s uitgevochten, personen ontmoeten elkaar en trouwen in dezelfde zin en krijgen een volgende bladzijde alweer een kind. Er zijn geen helden, er is geen goed of slecht persoon. Iedereen moet zich schikken naar de geschiedenis. Met een bijna afstandelijke pen doet de schrijver verslag van nietige mensenlevens in zo’n grote beweging van de geschiedenis.
Wel is er een duidelijke tendens te lezen tegen de Engelse overheersing die decennia lang het Indiase en Birmese leven teisterde. Maar iedere overheersing is slecht: ook de Japanners in Birma en ook de nieuwe dictatuur daar, ook al is die niet buitenlands.
Het thema dat het uitvoerigst behandeld wordt in het boek is dat van de Indiase soldaten die vochten in het Engelse leger. Zo bestond het leger dat in het begin van het boek Mandalay binnenloopt, voor driekwart uit Indiase soldaten. Toen er steeds meer Indiase nationale bewegingen kwamen tijdens de tweede wereldoorlog, brokkelde deze onvoorwaardelijke trouw van vele Indiase soldaten langzaam af.
Toch heeft Ghosh ook oog voor detail. Wanneer de eerste auto’s hun opwachting maken in het verhaal worden ze met naam en toenaam uitgebreid genoemd. Hetzelfde geldt voor de eerste luchtvaart.
Zo zet Het glazen paleis de afgelopen eeuw neer van het bijna vergeten landje Birma. In een trefzekere en meeslepende stijl weet deze historicus, romanticus en reiziger fictie en geschiedenis te combineren in dit prachtige boek. Amitav Ghosh, Indiër, maar geboren uit Birmese ouders en nu wonende in Engeland, heeft al meerdere boeken gepubliceerd waaronder The circle of reason en The Calcutta chromosome.
Amitav Ghosh – Het glazen paleis, (The Glass Palace, vert. Ankie Blommesteijn), Bert Bakker 2001
Leestips:
Van dezelfde schrijver:
Zee van papaver
Het hongerig getij
Indiase geschiedenis:
Kenizé Mourad – De tuin van Badalpur
Githa Mehta – Raj
Indiaas familie epos:
Vikram Seth – De geschikte jongen
Leven in India:
Arundhati Roy – Het ministerie van opperst geluk
Vikram Chandra – Godenspelen
Ruchir Joshi – De laatste straaljagerslach