De Van Dale-trip van een schrijver
Nederlandse woordentrip over zoekende mensen.
Hafid Bouazza is bekend om zijn prozaïsche stijl in onder andere De voeten van Abdullah en het kleine, mooie boekje Momo. Maar in dit verhaal heeft zijn barokke schrijfstijl zichzelf ondergesneeuwd. De zinnen vol gekunstelde woorden, vol prozaïsche vergelijkingen, vol dierenwol, -veren en -huiden, maken het boek tot een doorgeslagen feest, waar de woorden als dronken bezoekers over elkaar heen buitelen en waar ze als doorgedraaide gasten het verhaal luidruchtig afbreken.
Voorzichtig laverend door al dat woordengeweld probeert een verhaal zijn weg te vinden, met referenties aan het koningsverhaal Salomon, en waar critici (Elsbeth Etty in het NRC Handelsblad, 9-11-2001) vergelijkingen maken met James Joyce’s Ulysses en Tongkat van Peter Verhelst. Anderen beweren echter dat het een boek zonder verhaal is. En zo kan een ieder eindeloos steggelen over de betekenis van het verhaal, op zoek naar spiegels en dubbele persoonlijkheden, terwijl het waarschijnlijk gewoon een roman is over mensen die op zoek zijn naar zichzelf en naar de allesomvattende liefde.
In het eerste deel is er een hoofdpersoon die geïntrigeerd is door een jongen in de bibliotheek, Kai, en terwijl hij een snikhete zomer probeert te trotseren, beschrijft hij onderwijl zijn vrienden en zijn vreemde kostganger Bileam. In het tweede deel beginnen de hoofdpersonen, Kai en een andere ik, ietwat door elkaar te vloeien en begrijp je tussen de grote woorden door nog minder van het verhaal. Dan is er tenslotte het derde deel, waarin de ik-persoon Miranna naar Sicilië reist om te bekomen van haar relatie met Kai. Ook de lezer kan hier bijkomen van de zwaarwegende zinnen en woorden, want dit gedeelte is in vlotte stijl geschreven, echter wel zonder interpunctie, maar waar de zware diepgang van woordkunst in de Siciliaanse zon lijkt te zijn opgelost. Hier vinden we kleine verwijzingen naar de eerste twee hoofdstukken, en zo is het toch nog een verhaal dat je misschien weer even zou willen herlezen om de essentie beter te doorgronden, ware het niet dat die eindeloos aangeklede zinnen het verhaal bewaken als angstaanjagende Kenau’s.
Het is geen boek om achter elkaar uit te lezen, laat staan tweemaal achter elkaar te verslinden. Maar als je de woorden los zou weken van het verhaal en er voorzichtig stukjes van leest, dan krijg je een creatief taalgebruik dat misschien zo opeengestapeld een barokke gruwel is, maar als losstaande stukken prachtig proza kan zijn.
Hafid Bouazza – Salomon (De andere oever), Prometheus, 2001
Leestips:
Van dezelfde schrijver:
Paravion
Momo
Ander ‘barok’ boek:
Peter Verhelst – Tongkat
Wel geslaagde verhalen in taalfeesten-stijl:
Khalid Boudou – Het schnitzelparadijs
Margherita Pasquini – Het rode rauwe vlees