India ten voeten uit
Engelse roman over Iers weesjongetje dat met Tibetaanse lama door India zwerft.
Rudyard Kipling werd in 1865 in Bombay geboren in een tijd dat de Engelsen regeerden over India. Zijn ouders waren Engelsen die in India werkten. Rudyard Kipling vertrok naar Engeland om op een militaire school te gaan studeren, maar nadat zijn gezondheid niet sterk genoeg voor het leger bleek te zijn, keerde hij in 1882 terug naar India om daar als journalist voor diverse kranten te werken. Rudyard Kipling was een imperialist en stelde zich geen vragen over het Engelse bestuur van India. Zijn visie was dat de rijken op deze manier de armen konden helpen: gezondheid, voedselvoorziening en infrastructuur. Zijn meest verfoeide gedicht is dan ook The White Man’s Burden (1899), waarin hij blanken ophemelt die ver van hun bed arme mensen ‘helpen’.
Rudyard Kipling’s meeste bekende boek is Het Jungleboek (1894), wereldberoemd gemaakt door de verfilming van Walt Disney. Kim wordt wel zijn beste boek genoemd. Het werd in 1901 gepubliceerd en gaat over een Iers weesjongetje dat samen met een Tibetaanse lama door India trekt. De Lama is op zoek naar een Heilige Rivier en Kim is aangesteld als leerling, maar heeft hele andere belangen in deze tocht. Hij is opgegroeid op straat als een echte inlander en hij wil zijn rode koe in een groen weiland vinden, die hem geluk moet brengen. Zo heeft zijn vader ooit voorspeld, een voormalige soldaat uit een van de vele legers die in India gestationeerd waren. Wanneer Kim zijn Rode Koe vindt komt hij ook het oude regiment van zijn vader tegen. Een priester herkent in hem de zoon van O’Hara en zo buigt een hoge officier zich over de opleiding van Kim, die op kosten van de lama naar een dure kostschool wordt gestuurd. Kim is niet gelukkig om als een sahib (blanke) te worden behandeld. Zijn leven als straatjongetje vond hij veel spannender. Maar men is het erover eens dat Kim alle kwaliteiten heeft om een uitstekende spion te worden en het vooruitzicht om aan het Grote Spel (spionage) mee te mogen spelen, maakt dat Kim braaf enkele jaren op de school blijft. Daarna gaat hij weer terug naar de lama, met wie hij een sterke band heeft opgebouwd. De lama vindt wat hij zoekt en Kim ontdekt wie hij is: Kim, geen sahib maar ook geen echte Indiër.
Ook in Kim wordt de Engelse heerschappij over India niet aan de kaak gesteld. Aan de andere kant schetst Rudyard Kipling in zijn verhaal zo’n sterk, kleurrijk portret van India met zijn vele godsdiensten en karakteristieke discipelen, de contrasterende landschappen en alle gebruiken die er heersen, dat men moeilijk kan zeggen dat Kipling niet van de Indiërs hield. Kim kan gelezen worden als een ‘road’-boek omdat het verhaal de lezer meeneemt dwars door India, van de groene vruchtbare laaglanden tot hoog in de besneeuwde Himalaya. Kim is een avonturenroman omdat de lama en zijn ‘chela’ (leerling) voortdurend avonturen beleven, waarbij Kim de naïeve doch heel heilige lama behoedt om in zeven sloten tegelijk te lopen. Dan is Kim ook een ‘coming-of-age’-roman, omdat tijdens de trektocht Kim verandert van een vroegwijs straatjongetje in een jonge spion. Tenslotte zou Kim ook een schelmenroman kunnen zijn omdat het karakter van Kim op een aandoenlijke schooier lijkt. Hij liegt alles bij elkaar, heeft een boerenslimheid recht van de straat en weet het lot altijd zijn kant op te draaien, wat een hele kunst is omdat hij ook de eerlijkheid van de lama respecteert.
Net als Het jungleboek, is Kim geschikt voor (oudere) kinderen. Rudyard Kipling was een vriend van de oprichter van de padvinderij, Baden-Powell. Hij schreef het lijflied voor de jongens-padvinderij en werkte mee aan het boek The Wolf cub’s handbook (Het welpenhandboek). Een ingekorte versie van Kim verscheen in een van de handboeken. Niet alleen Het jungleboek werd door Baden-Powell gebruikt voor zijn padvinderij, ook het spel dat bekend werd onder de naam ‘Kim’s spel’ raakte helemaal ingeburgerd in deze jeugdorganisatie. Kim O’Hara speelt het spel in het boek wanneer hij in Simla bij een diamantenhandelaar wat kneepjes van het spionagevak krijgt bijgeleerd.
Nu moge Kim en Het jungleboek hebben bijgedragen aan de populariteit van de padvinderij, Kim is geenszins een braaf boek, noch een belerend boek. Kim is een bijzonder boek over een aandoenlijk vroegwijs jongetje dat op onderhoudende manier de lezer confronteert met de vele kanten van India. En ook de Engelsen, die tenslotte toen tot de ingezetenen behoorden, krijgen op hun beurt vegen uit de pan. Het pleit verder voor Rudyard Kipling dat Kim, van Ierse afkomst, aan het einde niet weet wat hij is: een blanke of een echte door de wol geverfde Indiër.
Rudyard Kipling – Kim (1901) (Kim, vert. Boukje Verheij) Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2005
Leeslinks
Over het kleurrijke India:
Sarah McDonald – Holy Cow!
De Engelsen en India:
E.M. Forster – A passage to India (1924)
Githa Mehta – Raj
Over wat er leeft in India:
Kenizé Mourad – De tuin van Badalpur
Verleden en toekomst van India:
Joshi Juchir – De laatste straaljagerlach