Vroeger was Afghanistan, ook wel het hart van Azië genoemd, een populaire bestemming voor de hippies. Op weg naar India raakte menigeen verliefd op dit mooie land. Peter ten Hoopen beschreef in De trancekaravaan een reis met de beroemde Magic Bus. Sinds 1977, met het begin van de politieke onlusten, is het toerisme echter weer drastisch afgenomen, ook al zijn er nog steeds toeristen die zich in de schitterende valleien van Bamyan en Wakhan begeven, waar het relatief rustig is.
Net zoals in De vliegeraar van Kabul van Khaled Hosseini vinden we in Het fort met de negen torens van Quais Akbar Omar enige aanlokkelijke pagina’s over hoe Afghanistan zonder oorlog er uit kan zien: steden vol paradijselijke tuinen en een platteland waar de vruchten rijpen langs stromende rivieren. Maar helaas is dit fraaie land voortdurend de speelbal van oorlogen en zal het genieten van de rijke natuur van dit bergachtige land bij de meeste mensen op een klein pitje staan. Naast de pagina’s over een mooi leven, zijn de andere pagina’s gevuld met gebeurtenissen die eigenlijk niemand wil meemaken.
De Afghaanse oorlog is berucht. James Meek schreef We zetten nu de afdaling in, een boek over een oorlogsverslaggever, waarin ons een kijkje wordt gegund achter de schermen van dit pittige beroep en in de zielen van deze moedige mensen die het als hun taak zien ongerechtigheid aan de wereld te tonen. De oorlog in Afghanistan is hem niet goed bekomen.
In het meeslepende De tuin van de blinde van Nadeem Aslam, een boek over het roerige Pakistan, trekken twee mannen ten strijde in Afghanistan, om het land tegen de Amerikanen te verdedigen. Dit is een kijk op de Afghaanse oorlog vanaf een andere kant, wat het nodige te denken geeft.